Tag Archives: klimaatverandering

Animatie: Landgebruik in Nederland

Animatie: Landgebruik in Nederland

Als we ons land op een slimme manier herverdelen, pakken we heel veel problemen in één keer aan. De helft van ons land wordt gebruikt voor de vee-industrie. Daardoor is er te weinig ruimte voor woningen en natuur, en worstelen we met stikstof, broeikasgassen, vervuiling van bodem, lucht en water, en ziekten die overspringen van dier op mens.

We kunnen zorgen voor méér natuur en biodiversiteit, meer ruimte voor natuur-inclusief gebouwde huizen, een schonere leefomgeving en een veiligere wereld voor iedereen, mens én dier. Dat hoeft niet eens veel geld te kosten; het vergt vooral verstandige keuzes.

Nederland is een klein en dichtbevolkt land waar de ruimtelijke indeling een flinke puzzel is. Huizen, bedrijven en wegen beslaan volgens cijfers van het CBS ongeveer een kwart van de totale oppervlakte van Nederland. Maar verreweg het grootste deel van ons grondgebied wordt in beslag genomen door de landbouw, namelijk: zo’n twee derde van al ons land – binnen- en buitenwateren dus niet meegerekend. Voor natuur – bos, heide, soortenrijk grasland en andere typen natuurlijk terrein zoals stranden en duinen – blijft er niet veel ruimte over.

Op een klein deel van al die landbouwgrond worden groenten, fruit, andere gewassen voor menselijke consumptie en bloemen verbouwd, in kassen en op akkers. Maar het merendeel is ingericht voor de productie van veevoer voor de dieren die in de Nederlandse vee-industrie worden gehouden. Bijna drie kwart van alle landbouwgrond en daarmee bijna de helft van heel Nederland bestaat uit akkers voor snijmaïs, voederbieten en andere voedergewassen, en voor het merendeel uit grasland met eiwitrijk raaigras. Het grootste deel van de opbrengst daarvan en het merendeel van de graanproductie in Nederland wordt gebruikt door de Nederlandse vee-industrie. Een klein gedeelte van de oogst wordt als veevoer geëxporteerd.

Tegelijkertijd wordt een groot deel van het voer voor de Nederlandse veehouderij geïmporteerd, o.a. in de vorm van soja uit Zuid-Amerika en granen uit omringende landen en maïs uit Oekraïne en Noord- en Zuid-Amerika. Het landgebruik van de Nederlandse veehouderij strekt zich dus ver buiten onze landsgrenzen uit.

Dieren

In de Nederlandse vee-industrie leven ruim 115 miljoen dieren: zo’n 11 miljoen varkens, 4 miljoen koeien, bijna 100 miljoen kippen en een half miljoen melkgeiten. Eenden, ganzen en schapen zijn daarbij nog niet meegerekend. Er leven dus op ieder willekeurig moment ongeveer zesenhalf keer zoveel dieren in de vee-industrie dan mensen in ons land.

Gezien de ‘doorloopsnelheid’ van de industrie is het aantal dieren dat per jaar wordt gefokt en geslacht nog veel hoger: tussen de 400 miljoen en de ruim 600 miljoen. Precieze cijfers zijn moeilijk te achterhalen, maar volgens de tabellen van het CBS werden er in 2022 ruim 537.000 dieren geslacht; in 2017 waren dat er bijna 640 miljoen.

Gemiddeld worden er in Nederland elke dag ruim 1,7 miljoen dieren geslacht, oftewel zo’n 20 dieren per seconde.

Export

Het overgrote deel van de dieren in de Nederlandse vee-industrie wordt gefokt en gedood voor de export. Van het in Nederland geproduceerde vlees gaat 60 procent naar het buitenland, vooral naar omringende landen. Daarmee is Nederland de grootste vleesexporteur van de EU. Ook het merendeel van de zuivel wordt geëxporteerd, namelijk zo’n twee derde (65 procent).

Mest

Al deze dieren produceren 73 miljard kilo mest per jaar, waarvan 70,7 miljoen ton drijfmest en 2,7 miljoen ton vaste mest. Dat is omgerekend ongeveer 5000 vrachtwagens vol mest per dag, oftewel een rij trucks van Den Haag tot minstens Utrecht. Het overgrote merendeel van de mestproductie is afkomstig van koeien: 82%. 12% komt van varkens en 6% van ‘pluimvee’ en andere dieren.

Gezondheid en leefomgeving

De intensieve veehouderij speelt een belangrijke rol in de stikstofcrisis, de ontwrichting van het klimaat, en het verlies van natuur en biodiversiteit. Ook vormt de veehouderij een risico voor de volksgezondheid.

De veehouderij is de belangrijkste bron van ammoniak in het milieu. Ammoniak draagt bij aan geurhinder, de vermesting en verzuring van natuurgebieden, en de vorming van fijnstof. Van de mineralen in het veevoer, zoals stikstof en fosfor, neemt het vee een beperkt deel op. Slechts een klein deel van de stikstof komt terecht in vlees, melk of eieren. Veruit het grootste gedeelte verdwijnt met de mest in de grond of in de lucht.

Dit heeft een zeer schadelijke invloed op natuur en de kwaliteit van bodem en water. Mede daardoor is de kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland het slechtst van de hele EU. Het teveel aan stikstofverbindingen veroorzaakt schade aan de Nederlandse natuur en vormt een risico voor de volksgezondheid. Ook de verlaging van het waterpeil, gifgebruik, het gebruik van kunstmest en de uitstoot van broeikasgassen door de intensieve landbouw en veehouderij zijn schadelijk voor natuur, vervuilen bodem, water en milieu en dragen aanzienlijk bij aan de klimaatcrisis.

Als gevolg van deze negatieve effecten speelt de veehouderij een grote rol in het verdwijnen van plantensoorten, insecten, vogels en reptielen en dus in de schrikbarende achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland.

Tot slot waarschuwen virologen al jaren dat de intensieve veehouderij een bron is van zoönosen: dierziekten die overspringen van dier op mens. Drie op de vier nieuwe of opkomende infectieziekten bij mensen zijn afkomstig van dieren. MERS, SARS, de varkens- en vogelgriep en het coronavirus zijn daar voorbeelden van. In de veehouderij kunnen dergelijke ziekten gemakkelijk ontstaan en zich snel verspreiden. De hoge dichtheid aan veehouderijen en het grote aantal dieren per bedrijf maken Nederland kwetsbaar voor zoönosen.

Economische bijdrage

De economische waarde van de primaire binnenlandse landbouw (akkerbouw, tuinbouw inclusief bloementeelt, veehouderij en agrarische diensten) is slechts 1,4 procent – of volgens recenter cijfers zelfs maar 1 procent – van het bruto binnenlands product. Als ook de andere activiteiten worden meegerekend die onder het ‘agrocomplex’ vallen – bijvoorbeeld de opbrengst van producenten van zaden, kunstmest en zware machines en de multinationals die het voedsel afnemen, bewerken en verhandelen – dan komt daar ongeveer 3 procent bij. Bronnen die hogere percentages noemen, rekenen ook geld mee dat wordt verdiend aan geïmporteerd voedsel.

Subsidies

In de Europese Unie gaan er 1.200 keer meer subsidies naar de klassieke veehouderij dan naar plantaardige alternatieven, zo bleek onlangs uit onderzoek van Stanford University.

Nederlandse vlees- en zuivelbedrijven ontvangen jaarlijks honderden miljoenen euro’s aan Europese subsidies om de productie en consumptie van vlees en zuivel te verhogen. Naast subsidies in de vorm van directe inkomenssteun ontvangt de Nederlandse veesector jaarlijks honderdduizenden tot miljoenen euro’s subsidie voor vlees- en zuivelreclames. Ook wordt de marketing van schoolmelk jaarlijks met ruim een half miljoen euro gesubsidieerd. Van de honderden miljoenen aan directe inkomenssteun per jaar aan Nederlandse boeren door de EU, ging ruim de helft naar melkveehouders (in 2018 bijvoorbeeld 350 miljoen euro), zo bleek uit onderzoek van Dier&Recht.

Economische schade

De intensieve veehouderij in Nederland veroorzaakt minstens 9 miljard euro schade per jaar aan gezondheid en milieu, zoals blijkt uit een recente kosten-batenanalyse. Het gaat dan bijvoorbeeld om de kosten van biodiversiteitsverlies door te hoge stikstofconcentraties, klimaatschade door de uitstoot van methaan en andere broeikasgassen, en gezondheidskosten vanwege longziektes die worden veroorzaakt door fijnstof.

De schade aan grondwater of de kosten van de bestrijding en preventie van zoönosen is hierin nog niet meegerekend. In werkelijkheid veroorzaakt de veehouderijsector dus nog meer financiële schade aan de samenleving. Zo bedroegen de kosten voor de bestrijding en preventie van de vogelgriep in 2022 volgens de Algemene Rekenkamer 55 miljoen en houdt het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) er rekening mee dat deze kosten structureel hoger zullen blijven dan voorheen.

Volgens economen kost de Nederlandse veehouderij in zijn huidige vorm zelfs meer welvaart dan ze oplevert, als we alle externe kosten meerekenen.

Alternatief

Het moet en kan anders. Als we het Nederlandse grondgebied anders indelen, kunnen we natuur herstellen en beschermen, de biodiversiteit vergroten, uitstoot van stikstof en broeikasgassen terugdringen en ruimte maken voor natuur-inclusief gebouwde woningen rond bestaande kernen. Dat kan door de veehouderij in te krimpen, en door de vrijkomende landbouwgrond om te zetten in (deels) bouwgrond en (voor het merendeel) natuur.

Als landbouwgrond wordt omgezet in bouwgrond, wordt die economisch gezien vele malen meer waard. Als we dat met een klein deel van de vrijkomende grond doen, genereren we volgens Natuurrijk Nederland al genoeg geld om boeren te compenseren en de rest van de vrijkomende grond om te vormen tot natuur.

Een deel van de landbouwgrond kan daarnaast worden ingezet voor biologische akkerbouw voor menselijke consumptie. Plantaardige producten hebben veel minder grond nodig dan dierlijke voor dezelfde hoeveelheid voedsel en veroorzaken aanzienlijk minder uitstoot van stikstof en broeikasgassen. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving heeft in de Ruimtelijke Verkenning van 2023 een scenario ontwikkeld voor een ‘Groen Land’ dat binnen ecologische grenzen functioneert en waarin de intensieve veehouderij vervangen wordt door natuur-inclusieve biologische landbouw.

Door subsidies niet langer in te zetten voor schaalvergroting en de promotie van vlees en zuivel maar voor de omschakeling naar een plantaardige, duurzame landbouw, kunnen we Nederland omvormen naar een duurzame, gezond en natuurrijk land voor iedereen. Mens en dier.

© 2023 Nicolaas G. Pierson Foundation

Animatie: A Viral Spiral

Animatie: A Viral Spiral



Voor velen lijkt klimaatverandering een probleem van de verre toekomst. Zonder dreiging van directe impact leven we zoals we dat altijd gewend waren. Maar klimaatverandering is, net als het verlies van biodiversiteit en de huidige pandemie, het resultaat van onze verstoorde omgang met de natuur. Corona is een wake-up call en schopt het leven van miljarden mensen drastisch in de war.

Alle aandacht gaat naar het oplossen van het huidige probleem: het indammen van het SARS-CoV-2 virus. We moeten afstand houden, onze handen wassen en in onze ellebogen niezen. Wetenschappers hebben wereldwijd ongekend hard gewerkt aan het ontwikkelen van vaccins. Maar voorkomen is beter dan genezen. Daarvoor moeten we kijken naar hoe ziekteverwekkers zich verspreiden.

Zoönosen
Het SARS-CoV-2 virus is een zoönose, een infectieziekte die kan overgaan van dieren op mensen.
Andere voorbeelden van zoönosen zijn SARS, MERS, ebola, aids, Nipah, zika, de ziekte van Lyme, Q-koorts, toxoplasmose, salmonellose, varkensgriep en vogelgriep.
Niet alle zoönosen worden veroorzaakt door een virus. Het kan ook gaan om een bacterie, zoals in het geval van salmonellose, of Lyme. Of om parasitaire eencelligen, zoals bij toxoplasmose, de algemeen voorkomende ziekte die onder andere kan worden overgedragen via kattenontlasting. Het kan ook gaan om schimmels, wormen of prionen. Een prion is een infectieus eiwit dat bijvoorbeeld kan leiden tot de ziekte van Creutzfeldt-Jakob variant, die gerelateerd is aan de gekkekoeienziekte.
Mensen en dieren kunnen op verschillende manieren besmet raken met zoönosen. Via voedsel of water of lucht, en via direct contact met besmette dieren of besmet dierlijk materiaal zoals mest. Indirecte besmetting kan ook lopen via muggen, vliegen of teken die als vector (transporteur) voor de ziekteverwekker fungeren.

In 60% van de bestaande infectieziekten en 75% van de nieuw opkomende infectieziekten is sprake van een zoönose.

In vrijwel 100% van de pandemieën is sprake van een zoönose. Een fraai visueel vormgegeven overzicht van pandemieën door eeuwen heen is hier te vinden.

Klein deel van de biomassa, grote impact
We hebben hele leefgebieden vernietigd, soorten tot uitsterven gebracht en sinds 1970 is 60% van de populatie wilde dieren door menselijk handelen verloren gegaan. (Lees meer over dit rapport in een artikel van The Guardian).
Om dat in perspectief te zetten: planten representeren 82% van al het leven op Aarde, bacteriën beslaan 13% en al het andere leven is de overige 5%. Mensen vormen slechts 0,01% van de biomassa op Aarde, zo becijferden wetenschappers van het Weizmann Institute of Science in Israel. Maar met die 0,01% hebben we al meer dan 80% van alle wilde zoogdieren vernietigd.
Het vernietigen van wilde leefgebieden voor landbouw, houtkap en ontwikkeling heeft geleid tot wat wetenschappers wel de 6e uitstervingsgolf in de geschiedenis noemen.
Terwijl meer dan de helft van de dieren in het wild zijn verdwenen, is de afgelopen eeuw het aantal nieuwe infectieziektes dat per jaar opduikt juist verviervoudigd.
Het resultaat van decennia ontbossing en het verlies van biodiversiteit dat daarmee gepaard gaat.
Terwijl wilde soorten uitsterven, bestaat inmiddels 60% van alle zoogdieren op Aarde uit vee, 36% zijn mensen en 4% wilde dieren.

Waarschuwingen
Wetenschappers waarschuwen al jaren voor het groeiende gevaar van zoönosen.
Toen het AD aan viroloog Ron Fouchier vroeg of hij verbaasd was over de coronapandemie antwoordde hij: ,,Nee. We weten nooit exact welk virus het volgende is dat op ons af gaat komen. Maar dat er een pandemie aankwam, was geen verrassing. Met onze manier van leven, bijvoorbeeld hoe we omgaan met dieren, is het onvermijdelijk dat dit soort virussen zich wereldwijd verspreiden.”
Een kleine greep uit de organisaties die hebben gewezen op de risico´s en gevolgen van opkomende (zoönotische) infectieziekten:
In 2004 bundelden de WHO, FAO en de OIE de krachten en publiceerden zij in samenwerking met de Nederlandse Gezondheidsraad een rapport dat risico’s op het opkomen van zoönosen beschrijft. Daarin wijst men erop dat er al sinds de vroege jaren ’90 rapporten verschijnen die waarschuwen dat de gevaren van nieuwe infectieziekten niet uit het oog verloren mogen worden, zoals werd aangetoond door de aids-epidemie.
De Wereldgezondheidsorganisatie WHO waarschuwde in 2007 dat infectieziekten zich sneller verspreiden dan ooit.
De Wereldbank onderzoekt al jaren het risico op pandemieën en de grote ontwrichtende werking die deze kunnen hebben op maatschappijen en economieën, zoals dit in rapport uit 2013.

Oorzaken
Bepaalde menselijke activiteiten vergroten de kans dat zoönosen de kop opsteken en zich verspreiden. UNEP, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, noemt een aantal risico-factoren, die vaak met elkaar samenhangen en op elkaar inwerken:

  • Ontbossing en andere veranderingen in landgebruik
  • Verlies en fragmentatie van leefgebied voor wilde dieren
  • Illegale en slecht gereguleerde handel in wilde dieren
  • Antibioticaresistentie
  • Intensivering van landbouw en veeteelt
  • Klimaatverandering
  • Vervuiling
  • Invasieve soorten die microben meenemen naar nieuwe leefgebieden
  • Internationaal vervoer en handel

Een gemene deler in veel van deze factoren is dat zij leiden tot of bijdragen aan een verandering in de biodiversiteit en een verstoring van de balans in ecosystemen. En dat kan grote gevolgen hebben. “Ecosystemen zijn zeer gevoelig voor verstoringen, en wij zijn zeer gevoelig voor virussen”, is de kernachtige samenvatting door hoogleraar Wim van de Poel van de Universiteit van Wageningen tegenover EenVandaag.

De groeiende wereldbevolking en snelle toename in consumptie hebben een grote invloed op onze planeet.
We vernielen bossen om ruimte te maken voor landbouwgrond om veevoer op te verbouwen, of te gebruiken als weidegrond voor koeien, voor mijnbouw, of woongebied voor mensen.

Het leefgebied voor de dieren wordt steeds kleiner. Zo verschraalt de biodiversiteit, en neemt het risico op de verspreiding van ziekteverwekkers sterk toe. Omdat mensen steeds meer ruimte innemen en de leefgebieden van dieren krimpen, komen dieren steeds dichterbij ons leefgebied. Meer contact tussen wilde dieren, vee en mensen maakt het voor ziekteverwekkers makkelijk om over te springen naar mensen en te muteren.

Het verwijderen van slechts één soort uit een ecosysteem kan al een significante invloed hebben op de verspreiding van een ziekte, omdat daarmee de hele voedselketen verstoord wordt.
Als de bijvoorbeeld hoeveelheid wolven en andere roofdieren afneemt, heeft dat invloed op de hoeveelheid knaagdieren en herten. De teken die op deze dieren wonen en die drager kunnen zijn van de Lyme bacterie, krijgen meer kans. Onderzoeker Richard Ostfeld licht in dit artikel toe hoe dat werkt.

In plaats van voedselketen wordt ook wel gesproken over levensweb of voedselweb, omdat voedselketens in een ecosysteem met elkaar verbonden zijn en schakels gemeenschappelijk hebben. Dit concept word op speelse wijze uitgelegd in deze animatie, waaraan is meegewerkt door Harvard Medical school en het Buckminster Fuller Institute.

De risico’s die we nemen door het verstoren van ecosystemen zijn groot, want er bestaan in het wild nog talloze dierziekten die een epidemie, of zelfs een pandemie, kunnen veroorzaken, als er maar eentje overspringt naar mensen.

H5N1 is een vogelgriep, waarmee ook wel eens mensen besmet raken, wanneer zij in direct contact komen met zieke of dode vogels. De besmetting verloopt niet makkelijk en dat is maar goed ook, want indien mensen wel besmet raken, worden ze erg ziek en kan het sterftecijfer hoog oplopen. Als zo´n gevaarlijk virus zou muteren en veel makkelijker overgedragen zou kunnen worden van mens tot mens, zijn de gevolgen niet te overzien.
Varkensgriep H1N1 veroorzaakte in 2009 een pandemie.
Van H9N2 vogelgriep zijn sinds 1998 75 menselijke besmettingen aangetoond door laboratoriumtests, waarvan de laatste 13 in 2020.
H5N8 is de meest recente vogelgriep die zijn weg naar de mens wist te vinden, in Rusland raakten zeven werknemers van een kippenfabriek besmet.
Aan de vogelgriep H7N7 overleed in Nederland een dierenarts toen er in 2003 een uitbraak van dit hoogpathogene virus plaatsvond onder pluimvee.

De handel in wilde dieren vormt de perfecte kans voor ziekteverwekkers om zich te verspreiden. Levende dieren en dierlijke producten, in de vorm van bijvoorbeeld huisdieren, voedsel en medicijnen, komen in nauw contact met elkaar en met mensen door middel van nationale en internationale handel. Dat maakt het overspringen van pathogenen tussen diersoorten en naar mensen makkelijker. Lees hierover meer in dit rapport van de Verenigde Naties, of deze publicatie van het WNF.

Het overspringen van dierziekten op mensen wordt ook makkelijker door bijvoorbeeld antibioticaresistentie, intensivering van landbouw en veeteelt, klimaatverandering, invasieve soorten en internationale handel en vervoer.
Bij dieren in de vee-industrie neemt antibioticaresistentie toe en daarmee groeit ook het gevaar dat infectieziekten zich verspreiden, zowel onder dieren als onder mensen.  De Wereldgezondheidsorganisatie WHO waarschuwt in een rapport uit 2019 dat, indien we geen actie ondernemen, er in 2050 per jaar 10 miljoen doden kunnen vallen door ziekten waartegen medicijnen niet meer werken.
Klimaatverandering heeft invloed op patronen van neerslag, temperatuur, zonneschijn, wind en vochtigheid en kan daarmee leiden tot verstoring van ecosystemen. Het vermeerderen en verspreiden van ziekteverwekkers en hun dragers kan daardoor makkelijker worden. De leefomstandigheden voor bijvoorbeeld muggen worden door klimaatverandering op bepaalde plekken gunstiger en zo kunnen ziektes als malaria en dengue verspreid worden naar gebieden waar ze eerder niet voorkwamen.
Buiten internationale handel in dieren en dierlijke producten, maakt ook het toegenomen reisgedrag van mensen het makkelijker om een infectieziekte te verspreiden, zoals de coronacrisis pijnlijk duidelijk heeft gemaakt.

Al in 2018 vertelde de inmiddels zeer bekende virologe Marion Koopmans van het Erasmus MC in een college voor de Universiteit van Nederland dat pandemieën vaker gaan voorkomen en welke factoren daaraan ten grondslag liggen. Zij wijst erop dat deze gevaren zich niet alleen voordoen in verre, exotische oorden, maar dat Nederland ook hoog scoort op de voorwaarden die bijdragen aan infectieverspreiding. Dat heeft alles te maken met hoe dichtbevolkt ons land is, zowel met mensen als qua vee.
Ditzelfde geluid horen we van andere wetenschappers.
Viroloog Ron Fouchier beaamt in een interview met het AD dat de Nederlandse intensieve veehouderij een potentieel gevaar vormt: “Absoluut. Nederland is vol met gastheren die een virus over kunnen dragen.”
De Correspondent interviewde Thijs Kuiken over vogelgriep. De hoogleraar virologie noemt de manier waarop in Nederland pluimvee gehouden wordt, heel veel dieren die heel dicht op elkaar zitten, een duidelijk risico voor het ontstaan en de verspreiding van hoog-pathogene vogelgriep.

Toekomst
Zonder ingrijpende maatregelen zullen we vaker geconfronteerd worden met pandemieën, zullen deze zich sneller verspreiden, meer economische schade aanrichten en er zullen meer mensen aan sterven dan aan Covid-19, zo waarschuwt een groep internationale wetenschappers in een rapport van het Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services (IPBES) van de Verenigde Naties.
Zij wijzen erop dat dezelfde menselijke activiteiten die klimaatverandering en verlies van biodiversiteit veroorzaken, ook het risico op het ontstaan van pandemieën vergroten. Het gevaar bestaat van een `Era of Pandemics`, waaraan we kunnen ontsnappen door een veel grotere focus te leggen op preventie.

Het verkleinen van het risico op pandemieën bestaat onder andere uit:
– Het beschermen van leefgebieden die nog ongeschonden zijn door de ontbossing drastisch te verminderen.
– Het verbieden van handel in wilde dieren. Deze handel is niet alleen wreed, maar ook een groot risico voor de menselijke gezondheid.
– En vooral: minder consumptie van vlees en andere dierlijke producten.

Door nu in actie te komen, beschermen we toekomstige generaties. Er is een wereld te winnen!

© 2021 Nicolaas G. Pierson Foundation 

Nano-cluster: Opwarming van de aarde

Nano-cluster: Opwarming van de aarde

De snelle opwarming van de aarde zal leiden tot hongersnood en vluchtelingenstromen. Klimaatvluchtelingen zullen een veilig heenkomen moeten zoeken voor de stijgende zeespiegel. In het jaar 2070 zal bij ongewijzigd beleid de opwarming van de aarde 5000 x sneller gaan dan het tempo waarin rijst- en tarweplanten zich aan kunnen passen. Rijst en Tarwe zorgen voor de helft van alle energie die we als mensen dagelijks nodig hebben.

Continue Reading

Nano-cluster: 6e Uitstervingsgolf

Nano-cluster: 6e Uitstervingsgolf

Door ontbossing en klimaatverandering bevinden we ons in de 6e uitstervingsgolf, zeggen wetenschappers van Stanford University. Van alle soorten planten en dieren die ooit in Nederland voorkwamen is nog maar 15% over.

De grootste oorzaak van het verlies aan biodiversiteit is de veehouderij. Het beste wat we doen kunnen om ontbossing en klimaatverandering tegen te gaan is een einde te maken aan de bio-industrie.

In navolging van de clusterdocumentaire One Single Planet heeft de Nicolaas G. Pierson Foundation nano-clusters gemaakt met onderwerpen als water, landbouw, zoönosen, voedsel, bijensterfte en klimaatverandering. Het doel van de video’s is om problemen aan te kaarten en oplossingen te bieden.

Boek: La Vértité sur le Hamburger

Boek: La Vértité sur le Hamburger

In navolging van de uitgave van ‘Meat the Truth, Essays on Livestock Production, Sustainability and Climate Change’ in Frankrijk is het boek nu ook op de Canadese markt verkrijgbaar. De bundel vormt het vervolg op de documentaire ‘Meat the Truth’ van de Nicolaas G. Pierson Foundation welke inmiddels in 14 taalversies en 18 landen beschikbaar is. ‘La Vérité sur le Hamburger’ zal in verschillende regio’s in Canada verspreid worden.

‘Meat the Truth, Essays on Livestock Production, Sustainability and Climate Change’ bundelt essays van tal van wetenschappers – waaronder Geoff Russell, Daniëlle Nierenberg, Barry Brook en Harry Aiking – die het verband tussen de veehouderij en de opwarming van de aarde in kaart brengen. De Nicolaas G. Pierson Foundation beoogt met deze uitgave een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk debat over de consumptie van dierlijke eiwitten in relatie tot het klimaatprobleem.

Boek: Sea the Truth

Boek: Sea the Truth

Het Engelstalige boek Sea the Truth, Essays on Overfishing, Pollution and Climate Changevormt het vervolg op de gelijknamige documentaire, die in mei 2010 in theater Tuschinski in Amsterdam in première ging.

De documentaire Sea the Truth is het vervolg op Meat the Truth, de eerste film van de Nicolaas G. Pierson Foundation en een wereldwijd succes. Meat the Truth liet niet alleen zien dat de veehouderij en bijbehorende vleesconsumptie een enorme invloed hadden op de opwarming van de aarde, maar bood de kijker ook een concrete oplossing. Zo zou het introduceren van slechts één vleesvrije dag per week in Nederland hetzelfde effect hebben op de uitstoot van broeikasgassen, als het van de weg halen van een miljoen auto’s.

Wanneer mensen hun vleesconsumptie verminderen, hebben zij de neiging om juist meer vis te gaan eten. Er wordt ons verteld dat we twee keer per week vis moeten eten, omdat vis zo boordevol gezonde voedingsstoffen zit. Die gezonde stoffen zijn echter ook makkelijk uit andere voeding te halen, terwijl er in vis grote hoeveelheden gifstoffen voor kunnen komen. En, nog belangrijker, de zee is geen ongelimiteerde hoorn des overvloeds die we zonder gevolgen leeg kunnen blijven halen.

De Nicolaas G. Pierson Foundation besloot daarom om het vervolg Sea the Truth te maken. Deze film richt zich op de consequenties van onze honger naar dierlijke eiwitten die afkomstig zijn uit onze zeeën en oceanen. Wereldwijd zijn de oceanen ernstig vervuild door plastic afval en chemische meststoffen. Als gevolg van klimaatverandering en door de mens veroorzaakte uitstoot van kooldioxide verandert de chemische samenstelling van de oceanen, wat leidt tot een toenemende zuurtegraad van het water. De biodiversiteit in de oceanen wordt ernstig bedreigd, de waterkwaliteit verslechtert en vissen raken vergiftigd.

De bundel Sea the Truth, Essays on Overfishing, Pollution and Climate Change is bedoeld als toevoeging  en  vervolg op de documentaire Sea the Truth. Het biedt de lezer een selectie van wat wetenschappers, ngo’s en journalisten hebben gepubliceerd op het gebied van overbevissing, klimaatverandering en vervuiling van onze oceanen en geeft een dieper inzicht in de thema’s van de film. Het bevat bijdragen van, o.a., Daniel Pauly, Catharina Philippart, Charles Moore, Jacob de Boer, Stefan van leeuwen en Harry Aiking. De Nicolaas G. Pierson foundation beoogt met Sea the Truth, Essays on Overfishing, Pollution and Climate Change aandacht te vragen voor de noodzaak om wereldwijd het vangen en consumeren van vis te verminderen.

Sea the Truth, Essays on Overfishing, Pollution and Climate Change
2012 – Paperback – 146 blz. – ISBN 978-94-90034-00-9 – verkoopprijs € 14,95 – Nicolaas G. Pierson Foundation

BESTEL HET BOEK IN ONZE WEBWINKEL

Boek: Meat the Truth

Boek: Meat the Truth

Het Engelstalige boek Meat The Truth, Essays on Livestock Production, Sustainability and Climate Change van de Nicolaas G. Pierson Foundation vormt het vervolg op de documentaire Meat the Truth die in 2008 in Londen gepresenteerd werd en inmiddels in 13 taalversies en 16 landen beschikbaar is.

Continue Reading

Documentaire: Sea the Truth

Documentaire: Sea the Truth

In Sea the Truth staat de conditie van onze zeeën en oceanen centraal. In de film gaan twee jonge marien biologen, Marianne van Mierlo en Barbara van Genne, op verzoek van Marianne Thieme wereldwijd op zoek naar wetenschappelijke informatie over de conditie van onze grootste ecosystemen, die meer dan 2/3 van onze planeet bedekken.

Continue Reading

Opinie: Vleesconsumptie maakt overdreven emotioneel

Opinie: Vleesconsumptie maakt overdreven emotioneel

Het consumeren van vlees doet de emoties van sommigen hoog oplaaien. Met name het zien ervan brengt activisten in beweging. Zoals CDA-Kamerlid en veearts Henk-Jan Ormel die spreekt van “onmenselijk en onnatuurlijk handelen” wanneer terreinbeheerders kadavers niet bestemmen voor menselijke consumptie, maar er kraaien, marters, vossen, buizerds of zeearenden hun voordeel mee laten doen.

Wat zou toch de oorzaak zijn van die emoties? Maar weinig mensen krijgen een brok in de keel wanneer ze een biefstuk op het bord van een mens zien liggen, maar wanneer een hertenbiefstuk verorberd wordt door een zwijn of een vos, kunnen met name jagers en boeren dat niet met droge ogen aanzien.

Hun argumenten zijn zonder uitzondering emotioneel. Net zozeer als huilende boeren die het niet kunnen verkroppen dat hun gezonde dieren geruimd worden (welke plannen hadden ze er anders mee gehad?), of jagers die met enorm mededogen hazen van de verdrinkingsdood redden, lijken mensen die pleiten tegen het laten liggen van kadavers als natuurlijk voedselaanbod de ratio volledig uit het oog te verliezen. De drogreden dat kadavers ziekten zouden verspreiden (en daarmee boeren in de portemonnee zouden kunnen treffen) is door wetenschappers allang naar het rijk der fabelen verwezen.

En gelet op het feit dat mensen in Nederland grofweg 350 miljoen kadavers exporteren en 150 miljoen kadavers verorberen zit er iets selectiefs in de verontwaardiging over die paar kadavers in het bos. De vleesnijd die de carnivoren onder de mensen aanzet tot furieuze reacties wanneer carnivoren uit de dierenwereld zich (met mate) tegoed doen aan herbivoren uit de dierenwereld, doet vermoeden dat er in de zich ontwikkeld voelende mens nog een diepgeworteld oerinstinct schuilt dat gebaseerd is op voedselconcurrentie.

Deze drift kan herleid worden tot vele duizenden jaren geleden. Toen al deden onze voorouders hun uiterste best om ervoor te zorgen dat carnivoren van ‘hun’ vlees afbleven. Met de domesticering van de hond slaagde de mens niet alleen om een voedselconcurrent, de wolf, te overtreffen, maar maakte hij het ook een stuk makkelijker voor zichzelf om aan dierlijke eiwitten te komen met zijn hulp. Zo werd de hond een jachtpartner en ook de hoeder van de wandelende provisiekasten die wij op zeker moment voor de vlees- en melkproductie gingen exploiteren.

Vleesnijd en voedselconcurrentie bieden ook een goede verklaring voor het feit dat honden en andere carnivoren nooit op grote schaal zijn gefokt voor de vleesproductie. Economisch en emotioneel gezien zou het onverstandig zijn om daar energie in te steken.

In sociologisch opzicht kan vlees worden beschouwd als de tastbare belichaming van ons gevoel de natuur te beheersen. Het consumeren van het spierweefsel van andere hoogontwikkelde wezens biedt een krachtig symbool van onze veronderstelde oppermacht over andere levende soorten. De mens is sinds mensenheugenis geneigd om dieren als niet meer dan een natuurlijke hulpbron te beschouwen. Het wordt als vanzelfsprekend beschouwd dat dieren uitsluitend bestaan om ons te kunnen dienen. Dat maakt ook het respecteren van de wettelijke erkenning van de intrinsieke waarde van dieren moeizaam. Hoe kunnen we de ‘eigen waarde’ van het dier , los van z’n nut voor de mens, erkennen, wanneer we de belangen van dat dier per definitie ondergeschikt maken aan de wens van de mens?

Natuurlijk verklaart dit ook de beroering die ontstaat als de rollen plotseling worden omgedraaid als een krokodil, leeuw of haai de euvele moed heeft om een mens te verorberen. Hoewel wij het idee koesteren dat wij een ijzersterkte greep hebben over de natuurlijke wereld, blijft het een gegeven dat we even zo goed een lekkere versnapering kunnen zijn voor andere roofdieren.

In de vooronderstelling van zijn oppermacht, gelooft de mens dat dieren wél hun plek moeten kennen in de sociozoologische hiërarchie. Dieren worden over het algemeen geclassificeerd volgens hun instrumentele én symbolische waarde voor de mens. De individuen die deze sociale orde durven te schenden worden vervolgens gedemoniseerd, achtervolgd en afgemaakt.

De overdreven emotionele respons van sommigen ten opzichte van het laten liggen van kadavers geeft niet alleen blijk van de aanwezigheid van vleesnijd, maar ook van het feit dat in onze samenleving de belangen van in het wild levende dieren op verschillende en conflicterende wijzen worden geconstrueerd en beoordeeld.

Als dieren- en natuurbeschermers zien we graag dat wilde dieren met rust worden gelaten en dat natuurlijke processen hun loop kunnen hebben. Een ruime meerderheid van onze bevolking wil op afstand van deze dieren kunnen genieten met hun ogen en camera’s. Voor jagers worden ze gecategoriseerd louter als een bron van vermaak en voedsel. Geen prooi voor roofdieren, maar voor hen en hen alleen.

Niko Koffeman is voorzitter van de Nicolaas G. Pierson Foundation en tevens lid van de Eerste Kamer voor de Partij voor de Dieren.
Dr. Jo Swabe is sociologe en wetenschappelijke stafmedewerker bij de Nicolaas G. Pierson Foundation.