Sea the Truth: visserijbeleid en quota

Het visserijbeleid is wereldwijd destructief te noemen. Adviezen van wetenschappers over quota worden niet opgevolgd door beleidsmakers, rijke landen vissen de visgebieden van arme landen leeg en de zogenaamde bottom trawlers hebben met hun sleepnetten een verwoestende uitwerking op de zeebodem. In Europa wordt 88% van de visbestanden inmiddels overbevist, met de met uitsterven bedreigde blauwvintonijn als triest voorbeeld.

Met het management van visserijen is het wereldwijd erg slecht gesteld. Een groot onderzoek naar 236 landen die aan zee liggen en een eigen EEZ (Exclusieve Economische Zone) in zee hebben, heeft aangetoond dat geen enkele van deze landen een goed functionerend, duurzaam en effectief visserijbeleid heeft. Punten waarop de effectiviteit van het beleid onderzocht zijn:

  • Wetenschappelijk onderzoek als fundament van het beleid
  • Transparantie van het omvormen van wetenschappelijk onderzoek naar beleid
  • Uitvoeren van beleid in vorm van wetten en regelgevingen
  • Overcapaciteit van visserijen
  • Verlenen van subsidies voor slechte vangst
  • Openstellen van eigen visgebied voor buitenlandse visserijen

De belangrijkste reden dat het management van de visserij niet goed verloopt is de ondoorzichtigheid van het vertalen van wetenschappelijk onderzoek naar beleid. Bovendien lijkt de zee niemandsland, niemands verantwoordelijkheid. Adviezen van wetenschappers over vangstquota worden vaak overschreden. Een tekenend voorbeeld: het advies voor het vangstquotum voor de blauwvintonijn in de Middellandse Zee was 15.000 ton per jaar en daarbij geen visserij tijdens de twee maanden van het paaiseizoen.  Vervolgens werd door de ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) het vangstquotum vastgesteld op 22.000 ton zonder dat de twee paaimaanden werden afgesloten voor visserij.

Rijke landen hebben over het algemeen een efficiënter visserijbeleid dan arme landen. Echter, de voornaamste reden dat in arme landen het visserijbeleid niet goed verloopt, is het sluiten van overeenkomsten met rijke landen. Regeringen van derdewereldlanden geven hierbij toestemming aan met name de EU, Zuid Korea, Japan, China, Taiwan en de VS om in hun visgebied te komen vissen. Dit resulteert erin dat deze landen met hun moderne fabrieksschepen alles wegvissen. Naast het feit dat dit visserijbeleid op geen enkele manier duurzaam te noemen is, benadeelt het ook de lokale vissers. Zij kunnen minder vis kunnen vangen en genereren dus ook minder inkomen en hebben minder vis voor de eigen consumptie. Hierdoor neemt de jacht op wilde landdieren voor ‘bushmeat’ toe en worden lokale wilde dieren bedreigd.

Ook het verstrekken van subsidies houdt niet-duurzame visserij in stand. Veel regeringen geven subsidies aan hun vissers als zij te weinig vis hebben gevangen. Het feit dat zij minder vis vangen is echter een duidelijke aanwijzing van overbevissing en het zou dus goed zijn als de druk op die visbestanden verminderd zou worden. Maar door de subsidies van de overheid zijn de vissers toch wel verzekerd van een inkomen en blijven zij onverminderd doorvissen.

Uit een studie van de Europese Commissie blijkt dat het huidige visserijbeleid verantwoordelijk is voor een ongekende periode van neergang in de Europese visindustrie en zich niet houdt aan de basisprincipes van duurzame ontwikkeling. In Europa wordt 88% van de visbestanden overbevist (wereldwijd is dit 25%). Een derde van deze bestanden kan mogelijk niet meer herstellen. De laatste jaren zijn de toegestane vangsten die zijn vastgesteld door de Europese Commissie gemiddeld 48% hoger dan de vangsten die door wetenschappers geadviseerd worden.

In de Noordzee zijn de meeste vissoorten al op 5-jarige leeftijd in de netten verdwenen, terwijl sommige soorten van nature wel 25 tot 50 jaar oud kunnen worden. 93% van de Noordzee-kabeljauw wordt gevangen voordat zij zich heeft voort kunnen planten.

Nederland heeft een aantal enorme pelagische (diepzee) vriestrawlers, die ervoor zorgen dat een substantieel deel van de Europese vangst van Nederlandse afkomst is, ondanks het feit dat de omvang van de Nederlandse vloot niet erg groot is.  Het Nederlandse aandeel in de totale Europese vangst is 6%, terwijl de Nederlandse vissersschepen maar 0.5% uitmaken van de Europese vloot. Vooral de Nederlandse boomkorvloot, die gebruik maakt van de meest gangbare vismethode in Nederland, is zeer schadelijk voor het tere ecosysteem van de Noord- en Waddenzee. Bij deze visserijmethode worden door een viskotter twee sleepnetten over de zeebodem getrokken, waarbij vooral platvis gevangen wordt. Naast dat deze manier van vissen zeer schadelijk is voor het bodemleven in de zee, gebruiken boomkotters ontzettend veel brandstof. Grote boomkorkotters gebruikten in 2008 gemiddeld 4.1 liter brandstof per kilo gevangen vis.