Sea the Truth: gif in vis

Er wordt ons verteld dat we 2 keer per week vis moeten eten, omdat vis zo boordevol gezonde voedingsstoffen zit. Die gezonde stoffen zijn echter ook makkelijk uit andere voeding te halen, terwijl er in vis grote hoeveelheden gifstoffen voor kunnen komen. Kwik en dioxines zijn de meest onderzochte soorten gif in vis.

Kwik is een wereldwijde vervuiler en de mens is verantwoordelijk voor een groot deel hiervan (67%). Vissen en schelpdieren hebben de eigenschappen om giftige stoffen op te nemen via het water en via hun voedsel. Het duurt vaak erg lang voordat deze stoffen weer uit hun lichaam zijn verdwenen. Mensen staan hierdoor ook bloot aan deze giftige stoffen wanneer zij vis consumeren.

De kwik die in vissen voorkomt bestaat voor meer dan 90% uit de organische vorm van kwik, methylkwik. Methylkwik komt niet, zoals veel andere giftige stoffen, in het vet van de vis voor, maar zit door het hele lichaam in spieren, huid en weefsels.

De toegestane inname norm in Nederland van methylkwik is 200 µg per persoon per week. Dit is de norm die de World Health Organisation (WHO) adviseert. Het RIVM (Rijks Instituut voor Volkgezondheid en Milieu) adviseert echter een veel lagere norm: 39,2 µg per persoon per week.  Deze verschillen zijn ontstaan doordat de WHO een lagere veiligheidsnorm heeft en meer methylkwik toestaat omdat zij oordeelt dat vis ook erg gezond is.

In vis mag 0.5 – 1 mg/kg kwik zitten (in de VS ligt deze norm lager, daar mag maar 0.3 mg/kg in vis zitten). Voorbeelden van enkele soorten vis die veel worden gegeten met hun methylkwikgehaltes:

In makreel kan wel 0.66 mg/kg methylkwik zitten. Voor 1 portie makreel van 150 gram betekent dit dat er 99 µg methylkwik in zit.

In tonijn zit gemiddeld 0.675 mg/kg methylkwik. In 1 portie van 150 g zit dus al 101 µg methylkwik.

In haring zit 0.04 mg/kg methylkwik. In 1 portie (150 g) zit 6 µg methylkwik.

Alleen haring is dus veilig te eten zonder de norm van het RIVM te overschrijden. Bij makreel en tonijn wordt de norm van het RIVM al overschreden bij 1 portie, en de norm van het WHO wordt ook overschreden bij het eten van 2 porties tonijn per week. Uiteraard telt dit alleen voor methylkwik. Daar moet het risico van dioxines, brandvertragers en andere giftige stoffen die ook in vis zitten bij opgeteld worden. Voedingsadviesorganisaties koppelen de verschillende stoffen los van elkaar om de consument niet af te schrikken. Het zou veel eerlijker zijn om een optelsom te maken van de gifstoffen.

Daarnaast zijn er aanwijzingen dat kwik in vis de positieve effecten van omega-3 vetten opheft.

Dioxines zijn zeer giftige, kankerverwekkende stoffen, die vooral in ons milieu vrijkomen door vervuilende industrieën. Dioxine concentreert zich in het vetweefsel van vissen en vooral vette vis bevat dus veel dioxines.

Dioxines zijn in zeer lage concentraties al kankerverwekkend en kunnen ook voor andere schadelijke effecten hebben, zoals huidaandoeningen, neurologische schade en immuniteitsproblemen.

Op basis van dierproeven is de maximale hoeveelheid door het Scientific Committee on Food (SCF) vastgesteld op 14 picogram dioxine en dioxine-achtige PCB’s per kg lichaamsgewicht per week (= 2 picogram TEQ/kg lg/dag). Dit is de norm die nu in NL gehandhaafd wordt. Hier is een paar jaar geleden discussie over geweest, toen is er overwogen om de norm de helft lager te maken: 1 pg/kg lg/dag. Dit is een veel veiligere norm, maar deze is niet doorgezet.

In verse vis mag 4 pg per gram vers gewicht bevatten. Behalve voor paling, die mag 12 pg/g bevatten. Dit betekent dus dat je als persoon van 70kg maar maximaal 82 g paling per week zou mogen eten (en daarnaast niets meer wat maar dioxines kan bevatten). Met andere woorden: paling bevat erg veel gif, maar het voorkomen van de ondergang van de palingindustrie lijkt belangrijker te zijn dan de gezondheid van de bevolking.

In vis zit 2,4 – 214,3 pg I-TEQ per gram vet (gemiddeld 21.2 pg I-TEQ/g vet). Deze grote reikwijdte ligt aan het grote verschil in dioxinegehalte tussen vette en niet-vette vis (vette vis bevat een veel groter gehalte aan dioxinen). Dit betekent dat wanneer een vrouw van 60 kilo een portie vette vis eet met het maximale gehalte aan dioxines (200 gram, 15% vet), zij meer dan 100 keer de toegestane dagelijkse hoeveelheid dioxines binnen krijgt.

16% van de dioxines die Nederlanders binnenkrijgen, komen ons lichaam binnen via onze visconsumptie. Dit is gebaseerd op het huidige voedselpatroon van Nederlanders. Een Nederlander eet gemiddeld 1x per 15 dagen een portie vis. De gezondheidsraad en het voedingscentrum adviseren echter om 2x per week vis te eten. Dit betekent dat de visconsumptie in Nederland 4x hoger zou moeten worden. Naast dat dit onverantwoord is omdat het al erg slecht gesteld is met de wereldwijde visbestanden, zal ook de inname van dioxines hiermee aanzienlijk verhoogd worden.

Als de visconsumptie 4x zo hoog wordt, zal zowel de totale inname van dioxine als het percentage hiervan dat van vis afkomstig is sterk verhogen. De totale inname neemt met 48% toe, en het percentage dat van vis afkomstig is wordt dan 43.2% in plaats van 16%.

De gemiddelde inname van dioxine en pcb’s is 1,2 tot 3 pg/kg lg/dag. Met 48% toename van deze aantallen wordt dit 1.8 tot 4.4 pg/kg lg/dag. De toegestane norm is 2 pg/kg lg/dag.

Als deze hoeveelheden vis worden geconsumeerd (2x per week vis) zal men dus maar net onder, of over de norm zitten.