Achtergrond

Sea the Truth is gebaseerd op tal van wetenschappelijke publicaties, die handelen over de problemen van zeeën en oceanen. Hieronder volgt een overzicht van de thema’s en een beknopte uitleg.

Visserijbeleid en quota

Het visserijbeleid is wereldwijd destructief te noemen. Adviezen van wetenschappers over quota worden niet opgevolgd door beleidsmakers, rijke landen vissen de visgebieden van arme landen leeg en de zogenaamde bottom trawlers hebben met hun sleepnetten een verwoestende uitwerking op de zeebodem. In Europa wordt 88% van de visbestanden inmiddels overbevist, met de met uitsterven bedreigde blauwvintonijn als triest voorbeeld.

Met het management van visserijen is het wereldwijd erg slecht gesteld. Een groot onderzoek naar 236 landen die aan zee liggen en een eigen EEZ (Exclusieve Economische Zone) in zee hebben, heeft aangetoond dat geen enkele van deze landen een goed functionerend, duurzaam en effectief visserijbeleid heeft. Punten waarop de effectiviteit van het beleid onderzocht zijn:

  • Wetenschappelijk onderzoek als fundament van het beleid
  • Transparantie van het omvormen van wetenschappelijk onderzoek naar beleid
  • Uitvoeren van beleid in vorm van wetten en regelgevingen
  • Overcapaciteit van visserijen
  • Verlenen van subsidies voor slechte vangst
  • Openstellen van eigen visgebied voor buitenlandse visserijen

De belangrijkste reden dat het management van de visserij niet goed verloopt is de ondoorzichtigheid van het vertalen van wetenschappelijk onderzoek naar beleid. Bovendien lijkt de zee niemandsland, niemands verantwoordelijkheid. Adviezen van wetenschappers over vangstquota worden vaak overschreden. Een tekenend voorbeeld: het advies voor het vangstquotum voor de blauwvintonijn in de Middellandse Zee was 15.000 ton per jaar en daarbij geen visserij tijdens de twee maanden van het paaiseizoen.  Vervolgens werd door de ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) het vangstquotum vastgesteld op 22.000 ton zonder dat de twee paaimaanden werden afgesloten voor visserij.

Rijke landen hebben over het algemeen een efficiënter visserijbeleid dan arme landen. Echter, de voornaamste reden dat in arme landen het visserijbeleid niet goed verloopt, is het sluiten van overeenkomsten met rijke landen. Regeringen van derdewereldlanden geven hierbij toestemming aan met name de EU, Zuid Korea, Japan, China, Taiwan en de VS om in hun visgebied te komen vissen. Dit resulteert erin dat deze landen met hun moderne fabrieksschepen alles wegvissen. Naast het feit dat dit visserijbeleid op geen enkele manier duurzaam te noemen is, benadeelt het ook de lokale vissers. Zij kunnen minder vis kunnen vangen en genereren dus ook minder inkomen en hebben minder vis voor de eigen consumptie. Hierdoor neemt de jacht op wilde landdieren voor ‘bushmeat’ toe en worden lokale wilde dieren bedreigd.

Ook het verstrekken van subsidies houdt niet-duurzame visserij in stand. Veel regeringen geven subsidies aan hun vissers als zij te weinig vis hebben gevangen. Het feit dat zij minder vis vangen is echter een duidelijke aanwijzing van overbevissing en het zou dus goed zijn als de druk op die visbestanden verminderd zou worden. Maar door de subsidies van de overheid zijn de vissers toch wel verzekerd van een inkomen en blijven zij onverminderd doorvissen.

Uit een studie van de Europese Commissie blijkt dat het huidige visserijbeleid verantwoordelijk is voor een ongekende periode van neergang in de Europese visindustrie en zich niet houdt aan de basisprincipes van duurzame ontwikkeling. In Europa wordt 88% van de visbestanden overbevist (wereldwijd is dit 25%). Een derde van deze bestanden kan mogelijk niet meer herstellen. De laatste jaren zijn de toegestane vangsten die zijn vastgesteld door de Europese Commissie gemiddeld 48% hoger dan de vangsten die door wetenschappers geadviseerd worden.

In de Noordzee zijn de meeste vissoorten al op 5-jarige leeftijd in de netten verdwenen, terwijl sommige soorten van nature wel 25 tot 50 jaar oud kunnen worden. 93% van de Noordzee-kabeljauw wordt gevangen voordat zij zich heeft voort kunnen planten.

Nederland heeft een aantal enorme pelagische (diepzee) vriestrawlers, die ervoor zorgen dat een substantieel deel van de Europese vangst van Nederlandse afkomst is, ondanks het feit dat de omvang van de Nederlandse vloot niet erg groot is.  Het Nederlandse aandeel in de totale Europese vangst is 6%, terwijl de Nederlandse vissersschepen maar 0.5% uitmaken van de Europese vloot. Vooral de Nederlandse boomkorvloot, die gebruik maakt van de meest gangbare vismethode in Nederland, is zeer schadelijk voor het tere ecosysteem van de Noord- en Waddenzee. Bij deze visserijmethode worden door een viskotter twee sleepnetten over de zeebodem getrokken, waarbij vooral platvis gevangen wordt. Naast dat deze manier van vissen zeer schadelijk is voor het bodemleven in de zee, gebruiken boomkotters ontzettend veel brandstof. Grote boomkorkotters gebruikten in 2008 gemiddeld 4.1 liter brandstof per kilo gevangen vis.

Effecten van visserij op mariene ecosystemen

Naast het effect op de visbestanden, heeft visserij ook invloed op alle organismen die hiermee samenhangen; het ecosysteem. Of er nu gevist wordt op roof- of prooivissen, het evenwicht van een ecosysteem wordt hierdoor aangetast en dit kan grote gevolgen hebben. De mate van verstoring hangt sterk af van de gebruikte visserijmethode.

Door predatoren (roofvissen) als tonijn, haai, zwaardvis of zalm weg te vissen, krijgen de prooivissen de kans om explosief in aantal te gaan groeien. Dit kan ertoe leiden dat zij andere soorten wegconcurreren of dat zij teveel eten van een andere soort waardoor deze bedreigd wordt in zijn voortbestaan. Dit leidt tot een verstoring van het evenwicht. Andersom werkt het ook negatief: door prooivissen (bijvoorbeeld ansjovis, sardines en haring) weg te vissen worden hun natuurlijke predatoren bedreigd, bijvoorbeeld zeevogels en zeezoogdieren. Ook het wegvissen van herbivore (plantenetende) vissen kan zorgen voor grote problemen. Wanneer herbivore vissen bijvoorbeeld weggevist worden van een koraalrif, wordt dit rif niet meer begraast. Hierdoor raakt het in korte tijd overgroeid door algen en sterft.

Zelfs indien de visstand, ondanks de visserij, op peil blijft, dan nog wordt de gezondheid van de populatie negatief beïnvloed. De reden hiervoor is dat er vaak selectief op een bepaalde grootte van de vis gevist wordt, waardoor de draagkracht van de populatie sterk verminderd. De gemiddelde leeftijd van de populatie gaat sterk achteruit en ook haar genetische diversiteit wordt minder.

Een visserijmethode die zeer destructief is voor het omliggende ecosysteem is het bottom-trawlen. Hierbij wordt een groot net over de zeebodem geschraapt, dat de bodem omwoelt en alle organismen die daar leven vangt, of in ieder geval verstoort. Koraalriffen, zeegrasvelden en oestervelden worden volledig vernield door dit soort activiteiten en hiermee de leefomgeving van vele (bodem)soorten.

Bijvangst

Bijvangst wordt gevormd door de vissen die worden meegevangen wanneer er op ‘commerciële’ vissen wordt gevist, ze worden onbedoeld meegevangen en zijn qua marktwaarde niet interessant. Daarom wordt de massale bijvangst verminkt of dood terug de zee ingegooid. De gemiddelde bijvangst is wereldwijd ongeveer 40,4% van de totale visvangst. Dit betekent dat er gemiddeld per 3 kilo geconsumeerde vis, 2 kilo vis wordt bijgevangen. In totaal worden er per jaar 37 miljard borden vis (van 1kilo) bijgevangen.

Bijvangst kan bestaan uit ondermaatse vissen (vissen die nog niet volgroeid zijn), maar ook uit dieren als  dolfijnen, bruinvissen, walvissen, grote zeevogels, zeeschildpadden, albatrossen en haaien.

De cijfers die aangeven wat het percentage bijvangst wereldwijd is, zijn niet betrouwbaar, aangezien zij gebaseerd op gegevens die de vissers zelf opgeven hebben of op gedocumenteerde cijfers door observanten aan boord van schepen. Wanneer zich observanten aan boord bevinden zouden vissers namelijk ‘gewenst’ gedrag vertonen.  Hierdoor bestaan er vermoedens dat de werkelijke bijvangstcijfers dus veel hoger zijn dan nu bekend: er wordt gevreesd dat deze nog wel kan oplopen tot 50% van de totale vangst.  Zo zouden vissers vaak hun vangst overboord gooien als deze commercieel niet interessant lijkt te zijn. Dit wordt ‘slippage’ genoemd. Dit is vis die op zich goed is om te verkopen, maar omdat de visser betere vis denken te kunnen krijgen (of zijn ruim zit vol, of hij vist anders boven zijn quotum) wordt de vis weer, dood, overboord gegooid. Verspilling ten top.

Van de illegale visserij is uiteraard niets gedocumenteerd, bovendien houdt deze visserij zich niet aan de restricties en quota’s.  De bijvangst in deze vorm van visserij zal waarschijnlijk veel hoger zijn dan bij de legale vormen van visserij. De illegale visvangst omvat naar schatting 12 tot 29% van de totale visvangst.

Er zijn verschillende soorten visserijen die elk verantwoordelijk zijn voor een ander percentage en een ander soort bijvangst. Zo zijn de gevolgen voor populaties door bijvangst van de Nederlandse schietfuikvisserij het ergste van allemaal; bij de vangst van 1 aal (de beoogde vissoort) worden gemiddeld 262 andere vissen gevangen. De helft hiervan overleeft niet.

Met name de tropische garnalenvisserij heeft een zeer hoog percentage bijvangst: tot 96% van de totale vangst. Gemiddeld genomen wordt zo’n 2/3 deel van de vangst weer overboord gezet. Per gevangen kilo garnalen worden bijna 2 kilo zeedieren bijgevangen. Dit betekent dus dat per portie garnalen (500gram) gemiddeld 2 tot 4 vissen het leven gelaten hebben. In het uiterste geval is er voor elke gegeten kilo garnalen, 10 kg vis en andere zeedieren dood overboord gegaan.

De long-line visserij is vooral verantwoordelijk voor de bijvangst van megafauna: zeeschildpadden, zeezoogdieren, zeevogels en haaien. Deze soorten zijn extra gevoelig voor de negatieve effecten van de visserij, omdat zij pas op latere leeftijd reproductief worden en relatief weinig jongen produceren. Het herstellen van de schade die dit soort populaties te verduren krijgen duurt hierdoor erg lang, veel langer dan bij soorten die op jonge leeftijd al veel jongen produceren en ‘gewend’ zijn aan een hoog sterftecijfer binnen hun populatie omdat ze voedsel zijn voor andere dieren.

Door het bijvangen van de grotere zeedieren, die bovenaan de voedselkringloop staan, wordt het ecosysteem verstoort. Doordat haaien, dolfijnen, walvissen en grote zeevogels (bijna) bovenaan de voedselketens staan zijn ze erg kwetsbaar voor hoge sterftecijfers. Bijvangst van deze soorten kan hoogstwaarschijnlijk verwoestende gevolgen hebben voor de populaties en kan zelfs leiden tot het uitsterven van soorten. In de noordwestelijke Atlantische oceaan zijn de haaienpopulaties al met gemiddeld 85% gedaald. Jaarlijks sterven er zo’n 300.000 dolfijnen en walvissen als bijvangst. De long-line visserij veroorzaakt jaarlijks ongeveer 100.000 gedode albatrossen.

Er worden verschillende oplossingen uitgeprobeerd om het percentage bijvangst te verminderen, zoals andere soorten netten, methoden om dolfijnen weg te jagen van de netten en het sluiten van bepaalde visgebieden. Deze methoden vormen echter geen van allen een reële oplossing.

Vissenleed

In het verleden dacht men dat vissen geen gevoel hebben. Dit idee werd  waarschijnlijk ingegeven door het feit dat vissen, in tegenstelling tot mensen, koudbloedig zijn. Lichaamstemperatuur heeft echter niets met het vermogen tot voelen te maken. Uit onderzoeken die het gedrag van vissen bestudeerden, maar ook uit de anatomie en fysiologie van vissen, is gebleken dat vissen wel degelijk gevoel hebben. En dus pijn kunnen ervaren. Dit betekent dat de huidige vangst- en dodingmethoden neer komen op ware marteling. Gevangen vissen sterven door verstikking, een doodsstrijd die tientallen minuten tot uren kan duren.

Gedragsonderzoek bestaat onder andere uit het bestuderen van het gedrag van vissen  nadat zij een pijnprikkel toegediend hebben gekregen. Het blijkt dat het gedrag hierna veranderd: vissen zwemmen weg van de pijnprikkel, vertonen een verhoogde kieuwactiviteit en wrijven de pijnlijke delen tegen de bodem. Andere gedragsonderzoeken kijken naar de reactie van vissen die een keer aan de haak geslagen zijn. Het blijkt dat vissen na één keer gevangen te zijn het aas daarna ontwijken. Het gevangen worden heeft een negatieve invloed op de vis, zijn eetlust gaat ervan achteruit en de zorg voor het nest wordt verwaarloosd.

Anatomisch en fysiologisch onderzoek heeft aangetoond dat vissen nocireceptoren bezitten, dit zijn receptoren die beschadiging van het weefsel detecteren. Deze nociceptoren bij vissen zijn gevoeliger dan die van mensen. De nociceptoren in de huid van vissen reageerden op een prikkel die 6 keer lager was dan de prikkel waarop nociceptoren van de mens reageren.

Vissen kunnen niet alleen pijn ervaren, er is ook gebleken dat zij sociale en intelligente wezens zijn. Zo herkennen ze vrienden en familie tussen andere soortgenoten, leren ze van elkaar om vijanden te ontwijken, waar te foerageren, welke partner een goede match is en welke vis je beter kunt vermijden omdat het een vechtersbaas is. Ook bezitten vissen een lange termijn geheugen, de populaire opvatting dat vissen een geheugen hebben van slechts een paar seconden is een fabel.

Vissen onderhouden ook culturele gewoontes, zoals bepaalde wegen naar foerageergebieden en bepaald paai-, rust- en schoolgedrag. Dat deze eigenschappen van groot belang zijn voor een vissenleven blijkt uit wat zich voordoet wanneer kweekvissen losgelaten worden in het wild: 95% hiervan sterft binnen een week. Zonder geleerd te hebben van soortgenoten die weten hoe je in het wild moet overleven heeft een vis geen schijn van kans.

Dit alles maakt de huidige vangst- en dodingmethoden in de visserij zeer visonvriendelijk. De doodsstrijd van gevangen vissen duurt tientallen minuten tot uren, voordat zij door verstikking om het leven komen. Of de vis wordt gestript, waarbij hij levend van zijn ingewanden wordt ontdaan. Bij paling worden de neksnede en het zoutbad gebruikt. De neksnede houdt in dat de paling een snee achter zijn kop toegebracht krijgt, waardoor het ruggenmerg wordt doorgesneden. Hierbij verliest het dier niet het bewustzijn omdat de zuurstoftoevoer naar de hersenen nog doorgaat. De paling in een zoutbad gooien is een extreem pijnlijke methode. Door de gevoelige huid van de paling is dit te vergelijken met het ontstaan van brandwonden bij de mens. Het kan wel een half uur duren voordat de paling gestorven is.

Kan dit zomaar? Helaas wel. In wetten en regelgeving zijn dodingmethoden voor vissen niet opgenomen. In het Besluit doden van dieren, een regeling binnen de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, staat dat een dier binnen 1 seconde dood of buiten bewustzijn moet zijn. Voor vissen en ongewervelde dieren is dit besluit echter nooit van toepassing verklaard. In de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren staan wel algemene regels die voor alle dieren gelden: Het is verboden om een dier onnodig pijn of letsel te veroorzaken of de gezondheid of welzijn aan te tasten. Maar als het om vissen gaat lijkt niemand zich om deze regels te bekommeren.

De plastic soep

Tussen Hawaï en San Francisco drijft een enorme hoeveelheid afval; een plastic soep met een omvang van 34 keer de oppervlakte van Nederland (41.528 km2). Deze plastic soep is ‘ontdekt’ door Charles Moore, toen hij met zijn boot door dit gebied voer en zichzelf dag in dag uit omringd vond met plastic afval. Hij keerde later terug met wetenschappelijke apparatuur om de totale omvang van de soep bepalen. De plastic soep vormt een grote bedreiging voor tal van zee(zoog)dieren.

De soep bevat 44 miljoen kilo plastic. Dit plastic bestaat uit grote, maar ook hele kleine stukjes (minder dan 0.3 millimeter). Omdat het uit verschillende groottes bestaat, vormt het een gevaar voor een groot deel van de dieren die in zee leven. De grote stukken plastic vormen een bedreiging omdat grotere (zoog)dieren erin vast komen te zitten en hierdoor verdrinken of stikken. De kleine stukjes (plastic valt na verloop van tijd in steeds kleinere deeltjes uiteen) worden door veel dieren als voedsel aangezien en belanden in hun magen. Plastic granulaat bestaat uit kleine bolletjes zo groot als zandkorrels. De levensduur van deze bolletjes is ongeveer 3 tot 10 jaar, maar de additieven in het granulaat kunnen wel 30-50 jaar meegaan.  Deze bolletjes nemen ook makkelijk gifstoffen op die, door menselijk toedoen, in het water voorkomen. Vissen eten deze bolletjes en krijgen zo de gifstoffen binnen. Deze gifstoffen worden opgeslagen in het vetweefsel van de dieren. Bij voedselschaarste wordt dit vetweefsel verbruikt voor energie en komen de gifstoffen vrij, met alle nadelige gevolgen van dien. En wanneer mensen de vis eten, komen deze gifstoffen in het lichaam van de mens terecht. De kleinere stukjes plastic worden ook aangezien voor eten door vogels en zeezoogdieren. Na consumptie van het plastic duurt het een maand tot 2 jaar voordat het plastic weer uit het lijf van het dier is. Al deze tijd zit het plastic in het lichaam van het dier, waardoor het minder goed voedsel op kan nemen en ook het hongergevoel wordt weggenomen.  Dit heeft een sterk negatieve invloed op de conditie van het dier, met zelfs mogelijk de dood tot gevolg. Bij jarenlang onderzoek naar Noordse Stormvogels werd bij 98% van de vogels plastic in de maag aangetroffen. In 2004 vond er een massale sterfte onder Noordse Stormvogels in de Zuidelijke Noordzee plaats, waarbij gif uit gegeten plastic een grote rol bij lijkt te hebben gespeeld.

Afval in zee beïnvloedt maar liefst 267 soorten wereldwijd. 86% van alle zeeschildpadden (die plastic zakken makkelijk aanzien voor smakelijke kwallen) worden door plastic bedreigd, 44% van de zeevogels en 43% van alle zeezoogdieren. Dit zijn slechts voorzichtige schattingen, want de meeste dieren die gedood worden door plastic zullen verdwijnen in de oceaan. Zij worden niet gevonden en dus ook niet meegerekend met deze getallen.

Vooral jonge zeeleeuwen worden het slachtoffer van plastic. Nieuwsgierig en speels als zij van nature zijn, worden zij aangetrokken door het ronddrijvend afval. Vaak met fatale gevolgen; jonge zeeleeuwen raken verstrikt in plastic en sterven uiteindelijk een langzame en pijnlijke dood door verstikking, of omdat het plastic zich steeds dieper in het vel boort (omdat het niet met het dier meegroeit). Tragisch genoeg zal na de dood van de zeeleeuw het plastic nog lang niet zijn afgebroken en is het weer klaar voor een nieuw slachtoffer.

De plastic soep is erg moeilijk op te ruimen. Grote stukken plastic zouden nog uit het water gezeefd kunnen worden, maar voor de kleinere deeltjes is dit bijna onmogelijk. Al het plankton zou dan ook uit het water gezeefd worden. Het is van groot belang dat de toevoer van plastic afval in de oceanen zo snel mogelijk stopt.

Gif in vis

Er wordt ons verteld dat we 2 keer per week vis moeten eten, omdat vis zo boordevol gezonde voedingsstoffen zit. Die gezonde stoffen zijn echter ook makkelijk uit andere voeding te halen, terwijl er in vis grote hoeveelheden gifstoffen voor kunnen komen. Kwik en dioxines zijn de meest onderzochte soorten gif in vis.

Kwik is een wereldwijde vervuiler en de mens is verantwoordelijk voor een groot deel hiervan (67%). Vissen en schelpdieren hebben de eigenschappen om giftige stoffen op te nemen via het water en via hun voedsel. Het duurt vaak erg lang voordat deze stoffen weer uit hun lichaam zijn verdwenen. Mensen staan hierdoor ook bloot aan deze giftige stoffen wanneer zij vis consumeren.

De kwik die in vissen voorkomt bestaat voor meer dan 90% uit de organische vorm van kwik, methylkwik. Methylkwik komt niet, zoals veel andere giftige stoffen, in het vet van de vis voor, maar zit door het hele lichaam in spieren, huid en weefsels.

De toegestane inname norm in Nederland van methylkwik is 200 µg per persoon per week. Dit is de norm die de World Health Organisation (WHO) adviseert. Het RIVM (Rijks Instituut voor Volkgezondheid en Milieu) adviseert echter een veel lagere norm: 39,2 µg per persoon per week.  Deze verschillen zijn ontstaan doordat de WHO een lagere veiligheidsnorm heeft en meer methylkwik toestaat omdat zij oordeelt dat vis ook erg gezond is.

In vis mag 0.5 – 1 mg/kg kwik zitten (in de VS ligt deze norm lager, daar mag maar 0.3 mg/kg in vis zitten). Voorbeelden van enkele soorten vis die veel worden gegeten met hun methylkwikgehaltes:

In makreel kan wel 0.66 mg/kg methylkwik zitten. Voor 1 portie makreel van 150 gram betekent dit dat er 99 µg methylkwik in zit.

In tonijn zit gemiddeld 0.675 mg/kg methylkwik. In 1 portie van 150 g zit dus al 101 µg methylkwik.

In haring zit 0.04 mg/kg methylkwik. In 1 portie (150 g) zit 6 µg methylkwik.

Alleen haring is dus veilig te eten zonder de norm van het RIVM te overschrijden. Bij makreel en tonijn wordt de norm van het RIVM al overschreden bij 1 portie, en de norm van het WHO wordt ook overschreden bij het eten van 2 porties tonijn per week. Uiteraard telt dit alleen voor methylkwik. Daar moet het risico van dioxines, brandvertragers en andere giftige stoffen die ook in vis zitten bij opgeteld worden. Voedingsadviesorganisaties koppelen de verschillende stoffen los van elkaar om de consument niet af te schrikken. Het zou veel eerlijker zijn om een optelsom te maken van de gifstoffen.

Daarnaast zijn er aanwijzingen dat kwik in vis de positieve effecten van omega-3 vetten opheft.

Dioxines zijn zeer giftige, kankerverwekkende stoffen, die vooral in ons milieu vrijkomen door vervuilende industrieën. Dioxine concentreert zich in het vetweefsel van vissen en vooral vette vis bevat dus veel dioxines.

Dioxines zijn in zeer lage concentraties al kankerverwekkend en kunnen ook voor andere schadelijke effecten hebben, zoals huidaandoeningen, neurologische schade en immuniteitsproblemen.

Op basis van dierproeven is de maximale hoeveelheid door het Scientific Committee on Food (SCF) vastgesteld op 14 picogram dioxine en dioxine-achtige PCB’s per kg lichaamsgewicht per week (= 2 picogram TEQ/kg lg/dag). Dit is de norm die nu in NL gehandhaafd wordt. Hier is een paar jaar geleden discussie over geweest, toen is er overwogen om de norm de helft lager te maken: 1 pg/kg lg/dag. Dit is een veel veiligere norm, maar deze is niet doorgezet.

In verse vis mag 4 pg per gram vers gewicht bevatten. Behalve voor paling, die mag 12 pg/g bevatten. Dit betekent dus dat je als persoon van 70kg maar maximaal 82 g paling per week zou mogen eten (en daarnaast niets meer wat maar dioxines kan bevatten). Met andere woorden: paling bevat erg veel gif, maar het voorkomen van de ondergang van de palingindustrie lijkt belangrijker te zijn dan de gezondheid van de bevolking.

In vis zit 2,4 – 214,3 pg I-TEQ per gram vet (gemiddeld 21.2 pg I-TEQ/g vet). Deze grote reikwijdte ligt aan het grote verschil in dioxinegehalte tussen vette en niet-vette vis (vette vis bevat een veel groter gehalte aan dioxinen). Dit betekent dat wanneer een vrouw van 60 kilo een portie vette vis eet met het maximale gehalte aan dioxines (200 gram, 15% vet), zij meer dan 100 keer de toegestane dagelijkse hoeveelheid dioxines binnen krijgt.

16% van de dioxines die Nederlanders binnenkrijgen, komen ons lichaam binnen via onze visconsumptie. Dit is gebaseerd op het huidige voedselpatroon van Nederlanders. Een Nederlander eet gemiddeld 1x per 15 dagen een portie vis. De gezondheidsraad en het voedingscentrum adviseren echter om 2x per week vis te eten. Dit betekent dat de visconsumptie in Nederland 4x hoger zou moeten worden. Naast dat dit onverantwoord is omdat het al erg slecht gesteld is met de wereldwijde visbestanden, zal ook de inname van dioxines hiermee aanzienlijk verhoogd worden.

Als de visconsumptie 4x zo hoog wordt, zal zowel de totale inname van dioxine als het percentage hiervan dat van vis afkomstig is sterk verhogen. De totale inname neemt met 48% toe, en het percentage dat van vis afkomstig is wordt dan 43.2% in plaats van 16%.

De gemiddelde inname van dioxine en pcb’s is 1,2 tot 3 pg/kg lg/dag. Met 48% toename van deze aantallen wordt dit 1.8 tot 4.4 pg/kg lg/dag. De toegestane norm is 2 pg/kg lg/dag.

Als deze hoeveelheden vis worden geconsumeerd (2x per week vis) zal men dus maar net onder, of over de norm zitten.

Verzuring van de oceanen

Een teveel aan koolstofdioxide (CO) in de lucht leidt tot verzuring van de oceanen. Aangezien de concentratie COeen historisch hoogtepunt heeft bereikt, neemt de verzuring ook steeds ernstiger vormen aan. Een hoge zuurgraad van de zeeën heeft een nadelig effect op vissen en ook op organismen die kalkskeletten maken, zoals bijvoorbeeld koralen en schaaldieren.

Het oceaanoppervlak absorbeert ongeveer eenderde van de COdie ontstaat door verbranding van fossiele brandstoffen en ontbossing. Dit leidt tot een verandering in het COevenwicht in de oceanen met als gevolg dat de pH waarde afneemt en de oceaan dus zuurder wordt.  Er wordt verwacht dat de concentratie COmet 0.5% per jaar zal blijven toenemen als er niets verandert in de huidige uitstoot.

Het verzuren van de oceaan heeft vooral effect op organismen die kalkskeletten maken. Koralen (zowel tropische- als diepzeekoralen), plankton, schaaldieren en algen vallen hieronder. De verlaging van de pH heeft effect op de kalkvorming. Hoe lager de pH, hoe meer kalk opgelost wordt. De kalkskeletten en –schalen van deze dieren worden dus aangetast doordat ze (gedeeltelijk) oplossen. Verzuring heeft niet alleen een negatieve invloed op organismen die kalkvorming hebben. Ook vissen ondervinden nadelige invloed van verzuring. Korte termijn effecten van verzuring van de oceanen op vissen  bestaan uit verandering van de zuur-base verhouding, bloedcirculatie, zenuwstelsel functies. Lange termijn effecten zullen bestaan uit afname van groei en reproductie. Jonge vissen zijn hiervoor kwetsbaarder dan volwassen vissen.

Verzuring van de oceanen gaat samen met de opwarming hiervan. Opwarming van de oceanen zorgt voor verhoogde stratificatie, wat betekent dat de laagvorming die in de oceaan bestaat sterker wordt. Hierdoor mengen de lagen minder makkelijk. Voedingsstoffen uit de diepzee komen zo minder makkelijk in de oppervlaktelagen terecht. Dit betekent minder voedsel voor het plankton en hierdoor dus ook minder voedsel voor vissen.

Er zijn ook organismen die profiteren van de verzuring. Dit zijn zeegrassen en sommige soorten fytoplankton. Doordat het CO2-gehalte in de zee toeneemt hebben zij meer ‘voedsel’ en neemt hun productiviteit toe. Het blijkt dat het aantal kwallen wel toeneemt met de mate van verzuring. De reden hiervoor is nog niet helemaal bekend. Wel wordt voorspeld dat het aantal kwallen nog meer toe zal nemen

Onderzoek heeft aangetoond dat vissen de verzuring van de oceanen tegengaan. Dit werkt als volgt:  vissen krijgen zout water binnen en daarmee calcium (zeezout bestaat onder andere uit calciumchloride). Aangezien een teveel aan zout niet goed is voor het lichaam, wordt deze calcium weer uitgescheiden in de vorm kalkbrokjes, die bestaan uit CaCO3 (calciumcarbonaat). Dit calciumcarbonaat is basisch en heeft een bufferend effect op verzuring, wat betekent dat het de verzuring verlangzaamd. De huidige overbevissing leidt er dus toe dat de verzuring van de oceanen zich alleen maar sneller zal voortzetten.

Verzuring kan de totale structuur en functie van de oceanen zodanig aantasten, dat het verreikende consequenties kan hebben voor de oceanen en de miljoenen mensen die van de oceanen afhankelijk zijn. Er is nog maar weinig lange termijn onderzoek gedaan en bovendien heeft de verzuring op zoveel organismen en systemen effect dat dit bijna niet te voorspellen is.  In combinatie met andere processen kunnen weer andere veranderingen optreden. Wel is het een feit dat veel organismen niet aangepast zijn aan een toenemende zuurgraad en dit dus een negatief effect op hun voortbestaan zal hebben. Deze verzuring zal toenemen tenzij er een dramatische afname plaatsvindt van CO2 uitstoot.

Sea the Truth bronnen

Sea the Truth is gebaseerd op talrijke onderzoeksrapporten, statistische gegevens en andere wetenschappelijke bronnen:

Wetenschappelijke literatuur

Aarts GM, Poos JJ (2009) Comprehensive discard reconstruction and abundance estimation using flexible selectivity functions. ICES Journal of Marine Science 66 (4):763 – 771.

Agnew DJ, Pearce J, Pramod G, Peatman T, Watson R, et al. (2009) Estimating the worldwide extent of illegal fishing. PLoS ONE 4 (2). e4570.

Alder J, Campbell B, Karpouzi V, Kaschner K, Pauly D (2008) Forage Fish: From Ecosystems to Markets. Annu. Rev. Environ. Resour. 33: 153-66.

Algemen Rekenkamer (2009) Duurzame Visserij.

Allsopp M, Walters A, Santillo D, Johnsto P (2006) Plastic Debris in the World’s Oceans. Greenpeace.

Andersson AJ, Mackenzie FT, Lerman A (2005). Coastal ocean and carbonate systems in the high CO2 world of the anthropocen. Am.J.Sci. 305: 875-918.

Andersson AJ, Bates NR, Mackenzie FT (2007) Dissolution of carbonate sediments under rising pCO2 and ocean acidification: observations from Devil’s Hole, Bermuda. Aquat. Geochem. 13: 237-64.

Armstrong JL, Boldt JL, Cross AD, Moss JH, Davis ND, et al. (2005) Distribution, size, and interannual, seasonal and diel food habits of northern Gulf of Alaska juvenile pink salmon, Oncorhynchus gorbuscha. Deep Sea Res. II 52: 247-65.

Attrill MJ, Wright J, Edwards M. (2007) Climate-related increases in jellyfish frequency suggest a more gelatinous future for the North Sea. Limnol. Oceanogr. 52: 480-85.

Azzarello MY & Van Vleet ES (1987) Marine birds and plastic pollution. Mar Ecol Prog Ser 37: 295-303.

Balcomb III KC, Claridge DE (2001) A mass stranding of cetaceans caused by naval sonar in the Bahamas. Bahamas Journal of Science 5: 1-12.

Barlow J & Carmeron GA (2003). Field experiments show that acoustic pingers reduce marine mammal by-catch in the California drift gill net fishery. Marine mammal science, 19(2): 265-283.

Barnes DKA (2002) Invasion by marine life on plastic debris. Nature 416 (25 April): 808-809.

Barnes DKA & Mildner P (2005). Drifting plastic and its consequences for sessile organism dispersal in the Atlantic Ocean. Marine Biology 146: 815-825

Barnes DKA, Galgani F, Thompson RC, Barlaz M (2009) Accumulation and fragmentation of plastic debris in global environments. Phil. Trans. R. Soc. B. 364 (1526) 1985-1998.

Baum JK, Myers RA, Kehler DG, Worm B, Harley SJ, Doherty PA (2003). Collapse and conservation of shark populations in the Northwest Atlantic. Science 299: 389-392.

Bearzi G, Politi E, Agazzi S, Bruno S, Costa M, Bonizzoni S (2005) Occurrence and present status of coastal dolphins (Delphinus Delphi and Tursiops truncates) in the eastern Ionian Sea. Aquat. Conser. : Mar. Freshw. Ecosyst. 15: 243-57.

Behrenfeld MJRT, O’Malley DA, Diegel CR, McClain JL, Sarmeinto GC, et al. 2006. Climate-driven trends in contemporary ocean productivity.  Nature 444: 752-55.

Berghahn R, Waltemath M, Rijnsdorp AD (1992) Mortality of fish by-catch of shrimp vessels in the North Sea. J. Appl. Ichthy. 8:293-306

Beukema JJ (1970a) Angling experiments with carp (Cyprinus carpio L.) Part II. -Decreased catchability through one trial learning. Neths J. Zool. 19: 81-92.

Beukema JJ (1970b) Acquired hook avoidance in the pike Esox lucius L. fished with artificial and natural baits. J. Fish Biol. 2: 155-160

Bilau M, Sioen I, Matthys C, De Vocht A, Goemans G, Belpaire C, Willems JL, De Henauw S (2007) Probabilistic approach to polychlorinated biphenyl (PCB) exposure through eel consumption in recreational fishermen vs. the general population. Food Additives and Contaminants, 1-8, iFirst.

Borges L, Zuur AF, Rogan EG, Officer R (2006) Modelling discard ogives from Irish demersal fisheries. ICES Journal of Marine Science 63 (6):1086 – 1095.

Borges L, van Keeken OA, Van Helmond ATM, Couperus B, Dickey-Collas M (2008). What do pelagic freezer-trawlers discard? ICES Journal of Marine Science, 65: 605-611.

Botsford LW, Castilla JC, Peterson CH (1997) The Management of Fisheries and Marine Ecosystems. Nature 277: 509-515.

Bourne WRP, Imber MJ (1982) Plastic pellets collected by a prion on Gough Island, Central South Atlantic Ocean. Marine Pollution Bulletin 13: 20-21

Braithwaite VA & Boulcott P (2007). Pain perception, aversion and fear in fish. Diseases of Aquatic Organisms 75: 131-138.

Brockman JD, Sharp N, Ngwenyama RA, Shelnutt LD, McElroy JA(2009) The concentration and variability of selenium and mercury measured in vacuum-packed tuna fish. Radioanal. Nucl. Chem. (282): 45-48.

Brothers N (1991) Albatross mortality and associated bait loss in the Japanese long line fishery in the Southern Ocean Biological Conservation. 55( 3): 255-268

Brown C & Laland KN (2001) Social learning and life skills training for hatchery reared fish. Journal of Fish Biology 59: 471-493.

Brown C & Laland KN (2003) Social learning in fishes: a review. Fish and Fisheries, 4, 280-288.

Caldeira K, Wickett ME (2003) Antropogenic carbon and ocean pH. Natue 425: 365.

Carr, A (1987) Impact of nondegradable marine debris on the ecology and survival outlook of sea turtles. Marine Pollution Bulletin. 1987.

Chandroo KP, Duncan IJH, Moccia RD (2004) Can fish suffer?; perspectives on sentience, pain, fear and stress. Applied Animal Behaviour Science 86: 225-250.

Choi AL, Grandjean P (2008) Methylmercury exposure and health effects in humans. Environmental Chemistry (5)2: 112-120.

Clarkson TW (2002). Three modern faces of mercury. Environ Health Perspect. 110(1): 11-23.

Clarkson TW, Magos L (2006) The Toxicology of Mercury and Its Chemical Compounds. 

Critical Reviews in Toxicology, (36)8, 609-662Couperus AS (1994) Killer whales (Orcinus orca) scavenging on discards of freezer trawlers north east of the Shetland islands. Aquatic mammals 20 (1): 47 – 51.

Costa LG & Giordano G (2007) Developmental neurotoxicity of polybrominated diphenyl ether (PBDE) flame retardants. Neurotoxicology 28: 1047-1067.

Couperus, A.S. (2009) Annual Report of the Netherlands to the European Commission on the implementation of Council Regulation 812/2004 on cetacean bycatch
IJmuiden : IMARES, (CVO report 09.006)

D’Agrosa C, Lennert-Cody CE, Vidal O (2000). Vaquita bycatch in Mexico’s artisanal gillnet fisheries: driving a small population to extinction. Conservation Biology 14: 1110-1119.

Davie PS (2006) Physiology, behaviour and welfare of fish during recreational fishing and after release New Zealand Veterinary Journal 54(4), 161-172

Davies RWD, Cripps SJ, Nickson A, Porter G (2009) Defining and estimating global marine fisheries bycatch. Marine Policy 33: 661-672.

Day RH, Shaw DG, Ignell SE (1988) Quantitative distribution and characteristics of neustonic plastic in the North Pacific Ocean. Final Report to US Department of Commerce, National Marine Fisheries Service, Auke Bay Laboratory. Auke Bay, AK, pp. 247–266.

Deerenberg C & Willigen JA (2004). Bijvangst in schietfuiken op het IJsselmeer in relatie tot aantal kelen en aantal stadagen. RIVO Rapport Nummer: C005/04

Dekker W, Deerenberg C, daan N, Storkbeck F, Brinkman AG (2009) Marine Protected Areas and commercial fisheries: the existing fishery in potential protected areas, and a modelling study of the impact of protected areas on North Sea Plaice. IMARES in opdracht van Ministerie van LNV.

Dekker W, van Keeken OA (2006) Bemonstering van scholdiscards door de visserijsector in 2004 en 2005. IJmuiden : IMARES, (Rapport C039/06)

Derraik JGB (2002). The pollutions of the marine environment by plastic debris: a review. Marine Pollution Bulletin 44: 842-852

Dickey-Collas M, Pastoors MA, van Keeken OA (2007) Precisely wrong or vaguely right: simulations of noisy discard data and trends in fishing effort being included in the stock assessment of North Sea plaice. ICES Journal of Marine Science 64 (9): 1641 – 1649

Doney SC, Fabry VJ, Feely RA, Kleypas JA (2009) Ocean acidification: the other CO2 problem. Annu. Rev.Mar.Sci. 1: 169-92

Eliason EJ (2009) Fish: the guts of the carbon cycle. J. Exp. Biol. 212: 5-6

European Commission (2006) Commission Regulation 1881/2006 of 19 December setting maximum levels for certain contaminants in foodstuffs. Off J Eur Union. L: 364-5. Europese Commissie (2008) Facts and Figures on the CFP.

Europese Commissie (2009) EC Groenboek: Hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. ISBN 978-92-79-12000-8

Europese Commissie (2009) Communication from the Commission. Consultation on Fishing Opportunities for 2010. COM (2009) 224.

European Environment Agency. Rapport: Het milieu in Europa: de tweede balans. 6. Chemische stoffen.

European Food Safety Authority (2010) Results of the monitoring of dioxin levels in food and feed. EFSA Journal 8(3): 1385 (35pp).

Europese Unie (2006) Verordening (EG) Nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen.

FAO (1994) A global assesment of fisheries bycatch and discards. Alverson et al. FAO Fisheries Technical paper 339.

FAO (1997) Bycatch management and the economics of discarding. By Pascoe P. FAO Fisheries Technical paper 370.

FAO (2007) Report of the FAO working group on the assessment of small pelagic fish off Northwest Africa. FAO Fisheries Report No. 849.

FAO (2008) The state of world fisheries and aquaculture 2008. Rapport, Food and Agriculture  organization of the United Nations, Rome.

FAO (2008) Managing by-catch and reducing discards. Taking it to the next level. (Brochure)

Farby VJ, Siebel BA, Feely RA, Orr JC (2008). Impacts of ocean acidification on marine fauna and ecosystem processes. ICES Journal of Marine Science, 65: 414-432.

Ferno A, Huse I (1983) The effect of experience on the behaviour of cod (Gadus morhua L.) towards a baited hook. Fisheries Research 2: 19-28.

Fine M, Tchernov D (2007). Scleractinian coral species survive and recover from decalcification. Science 315: 1811.

Fiorito G (1986) Is there ‘pain’ in invertebrates? Behavioural Processes 12, 383-388

Foekema EM, Deerenberg CM, Murk AJ (2008) Prolonged ELS test with teh marine flatfish sole (Solea solea) shows delayed toxic effects of previous exposure to PCB 126. Aquatic Toxicology 90: 197-203.

Franeker van JA (2007) De oceaan als vuilnisvat: Noordse stormvogel graadmeter voor zwerfafval. Wildlife magazine 2 (6): 44 – 48

Frantzis A (1998) Does acoustic testing strand whales? Nature 329: 29.

Furness RW (1997) The impact of predation by great skuas on other seabird species, with particular reference to Special Protection Areas in Shetland. Northern Isles Area Report for contract 5092AA. Scottish Natural Heritage, lerwick, 99pp.

Fry DM, Fefer SI, Sileo L (1987) Ingestion of plastic debris by Laysan albatross and wedge-tailed shearwaters in the Hawaiian Islands. Marine Pollution Bulletin 18:339-343

Gentle MJ (1992) Pain in birds. Animal Welfare 1, 235-247.

Ginneken van V, Palstra A, Leonards P, Nieveen M, Berg van den H, Flik G, Spanings T, Niemantsverdriet P, Thillart van den G, Murk AJ (2009) PCBs and the energy cost of migration in the European eel (Anguilla Anguilla L.) Aquatic Toxicology 92: 213-220.

Godlberg ED (1997) Plasticizing the seafloor : an overview. Environmental Technology 18: 195-202.

Gochfeld M, Burger J (2005). Good Fish/Bad Fish: A Composite Benefit–Risk by Dose Curve. Neurotoxicology (26)4: 511-520.

Goudswaard PC, Meissa BO (2006) Discards in the Mauritanian shrimp fisheries : an evaluation of lost value. IMARES, IMARES Report C067/06

Graham N(2003) By-catch reduction in the brown shrimp, Crangon crangon, fisheries using a rigid separation Nordmore grid (grate). Fisheries Research. 59: 393-407.

Greenpeace (2009) Taking tuna out of the can. Retailer’s Roles in Rescuing the World’s Fabourite Fish.

Greenpeace (2009) De hervorming van het Europese visserijbeleid: pompen of verzuipen.

Greenpeace – Where have all the tuna gone? How tuna ranching and pirate fishing are wiping out bluefin tuna in the Mediterranean Sea.

Gruber N et al. (2004), in The Global Carbon Cycle: Integrating humans, climate and the natural world. Scope 62, Field DB, Raupack Mr, Eds. Island Press, Wahsington, DC, 2004) pp. 45-76.

Guallar E, Sanz-Gallardo MI, Van ‘t Veer P, Bode P, Aro A, Gomez-Aracena J, Kark JD, Riemersma RA, Martin-Moreno JM, Kok JF (2002) Mercury, fish oils, and the risk of myocardial infarction. New England Journal Medicine (347)22: 1747-54.

Guinotte JM, Fabry VJ (2008). Ocean acidification and its potential effects on marine ecosystems. Ann. N.Y. Acad.Sci. 1134: 320-342.

Hall MA, Alverson DL,  Metuzals KI (2000) By-Catch: Problems and Solutions. Marine Pollution Bulletin 41(1-6): 204-219.

Hall SJ & Mainprize BM (2005) Managing by-catch and discards: how much progress are we making and how can we do better? Fish and Fisheries 6: 134–155.

Heal G and Schlenker W (2008) Sustainable Fisheries. Nature 455: 1044-1045

Hay ME, Taylor PR (1984) Competition between herbivourous fishes and urchins on Caribbean reefs. Ecology 65(4): 591-598

Hiddink JG, Jennings S, Kaiser MJ, QueriosAM, Duplisea DE, Piet GJ (2006) Cumulative impacts of seabed trawl disturbance on bethic biomass, production, and species richness in different habitats. Can. J. Fish. Aquat. Sci. 63: 721-736.

Hofstede R ter & Dickey-Collas M (2006). An investigation of seasonal and annual catches and discards of the Dutch pelagic freezer-trawlers in Mauritania, Northwest Africa. Fisheries Research 77: 184-191.

Houtan van K & Pauly D (2007) Ghosts of destruction. Nature 44: 123.

Hughes TP, Connell JH (1999) Multiple stressors on coral reefs: A long-term perspective. Limnology and Oceanography 44(3): 932-940.

International Pellet Watch Organization. Tokyo University of Agriculture and Technology, Japan.

Jancke J, Checkley DMJ, Hunt GLJ (2004) Trends in carbon flux to seabirds in the Peruvian upwelling system: effects of wind and fisheries on population regulation. Fish. Oceanogr. 13: 208-23.

Jepson PD, Arbelo M, Deaville R, Patterson IAP, Castor P, Baker JR, Degollada E, Ross HM, Herraez P, Pocknell AM, Rodriquez F, Howie FE, Espinosa A, Reid RJ, Jaber JR, Martin V, Cunningham AA, Fernandez A (2003) Gas-bubble lesions in stranded cetaceans. Nature 425: 575-576.

Kaiser MJ, Spencer BE (1995) Survival of by-catch from a beam trawl. Marine Ecology Progress Series, 126: 31-38

Kaiser M et al. (2009) Fish – All washed up? Food ethics 4 (1)

Kastelein RA, van der Heul S, van der Veen J, Verboom WC, Jennings N, de Haan D, Reijnders PJH (2007) Effects of acoustic alarms, designed to reduce small cetacean bycatch in gillnet fisheries, on the behaviour of North Sea fish species in a large tank. Marine Environmental Research 64 (2): 160 – 180.

Keeken van OA,  Borges L, de Boois IJ (2006) Evaluation of the Dutch demersal discards program. IMARES, rapport 06.012

Kelleher K (2005). Discards in the world’s marine fisheries: an update. Food and Agricultural Organization Fisheries and technical paper 470.

Kidd KA, Blanchfield PJ, Mills KH, Palace VP, Evans RE, Lazorchak JM, Flick RW (2007). Collapse of a fish population after exposure to a synthetic estrogen. PNAS (104)21: 8897-8901.

Kieffer JD, Ku backi MR, Phelan FJS, Philipp DB, Rufts BL (1995).  Effects of catch-and-release angling on nesting male smallmouth bass. Trans. Am. Fish. Soc. 124: 70-76.

King K (1999) Compilation of EU Dioxin Exposure and Health Data.Task 4 – Human Exposure. Report produced for European Commission DG Environment United Kingdom Department of the Environment, Transport and the Regions (DETR).

Koslow JA, Boehlert GW, Gordon JDM, Haedrich RL, Lorance P, Parin N (2000) Continental slope and deep-sea fisheries: implications for a fragile ecosystem. ICES journal of Marine Science 57: 548-557.

Laist DW (1997) Impacts of marine debris: entanglement of marine life in marine debris including a comprehensive list of species with entanglement and ingestion records. In: Marine Debris. Sources, Impacts, Solutions. J.M. Coe and D.B. Rogers (eds.) Springer-Verlag New York, Inc., pp 99-140.

Laland KN, Brown C, Krause J (2003) Learning in fishes: from three-second memory to culture. Fish and Fisheries 4: 199-202.

Lattin GL, Moore CJ, Zellers AF, Moore SL, Weisberg SB (2004) A comparison of neustonic plastic and zooplankton at different depths near the southern California shore. Marine Pollution Bulliten. 13 February 2004.

Lewison RL, Crowder LB, Read AJ, Freeman SA(2004). Understanding impacts of fisheries by-catch on marine megafauna. Trends in Ecology and Evolution. 19 (11): 598-604.

Lewison RL, Crowder LB (2003), Estimating fishery by-catch and effects on a vulnerable seabird population. Ecological Applications 13(3): 743-753.

Lowenstein JH, Burger J, Jeitner CW, Amato G, Kolokotronis SO, Gochfeld M (2010) DNA barcodes reveal species-specific mercury levels in tuna sushi that pose a health risk to consumers. Biology Letters doi: 10.1098/rsbl.2010.0156

Ministerie van LNV (2008) LNV Consumentenplatform – Vis moet, kan dat?

Moore, Charles. Een plastic kerkhof in de oceaan. In: Plastic Soep van Jesse Goossens, Lemniscaat Rotterdam 2009.

Mora C, Myers RA, Coll M, Bibralato S, Pitcher TJ, Sumaila RU, Zeller D, Watson R, Gaston KJ, Worm B (2009) Management Effectiveness of the World’s Marine Fisheries. PLoS Biology 7(6): e1000131.

National Research Council (NRC) (1990) Decline of the sea turtles: causes and prevention. National Academy Press, Washington, D.C.

Naylor RL, Goldburg FJ, Primavera JH, Kautsky N, Beveridge MCM, Clay J, Folke C, Lubchenco J, Mooney H, Troell M (2000) Effect of aquaculture on world fish supplies. Nature 405: 1017-1024.

Naylor R, Hindar K, Fleming IA, Goldburg R, Williams S, Volpe J, Whoriskey F, Eagle J, Kelso D, Mangel M (2005) Fugitive salmon: assessing the risks of escaped fish from net-pen aquaculture. BioScience 55(5): 427-437.

Naylor RL, Hardy RW, Bureau DP, Chiu A, Elliott M, Farrell AP, Forster I, Gatlin DM, Goldburg RJ, Hua K, et al. (2009) Feeding aquaculture in an era of finite resources. PNAS 106: 15103-15110.

Oguz T (2008) Invasion dynamics of the alien ctenophore Mnemiopsis leidyi and its impact on anchovy collapse in the Black Sea. Journal of Plankton Research 30(12): 1385-1397

Opzeeland van I, Slabbekoorn H, Andringa T, Ten Cate C (2007) Vissen en geluidsoverlast – effect van geluidsbelasting onder water op zoetwatervissen. Rapport van Universiteit Leiden en Rijksuniversiteit Groningen.

Orr Jc, Fabry VJ, Aumont O, Bopp L, Doney SC, et al. (2005) Antrhopogenic coean acidification over the twenty-first century and its impact on calcifiying organisms. Nature 437: 681-86.

Outridge PM, Hobson KA, Savelle JM (2005) Changes in mercury and cadmium concentrations and the feeding behaviour of beluga (Delphinapterus leucas) near Somerset Island, Canada, during the 20th century. Science of the Total Environment (350): 106-118.

Overzee van H & Quirijns F (2007). Kamervraag discards in de Nederlandse visserij. Wageningen Imares. Rapportnummer C101/07.

Pauly D, Christensen V, Guenette S, Pitcher RJ, Rashid Sumaila U, Walters CJ, Watson R, Zeller D (2002) Towards sustainability in world fisheries. Nature 418: 689-695.

Pauly D, Alder J, Bennett E, Christensen B, Tyedmers P, et al. (2003) The future for fisheries. Science 302: 1359-1361

Pauly D (2009) Beyond duplicity and ignorance in global fisheries. In: Scientia Marina 73(2) ISSN: 0214-8358

Popper AN & Hastings MC (2009) The effects of anthropogenic sources of sound on fishes. Journal of Fish Biology 75: 455-489.

Probert K, McKnight DG, Grove SL (1997). Benthic invertebrate bycatch from a deep-water trawl fishery, Chanthm Rise, New Zealand. Aquatic Conservation: Marine and freshwater ecosystems. Vol. 7, pp 27-40.

Rasmussen RS & Morrissey MT (2006). Effects of canning on total mercury, protein, lipid, and moisture content in troll-caught albacore tuna (Thunnus alalunga). Food Chemistry (101)3: 1130 – 1135.

Read AJ, Drinker P, Northridge S (2006) Bycatch of marine mammals in U.S. and global fisheries. Conservation Biology. 20(1): 163-169.

Regehr HM & Montevecchi WA (1996). Interactive effects of food shortage and predation on breeding failure of black-legged kittiwakes: indirect effect of fisheries activities and implication for indicator species. Marine Ecology Progress Series 155:249-260.

Reeves RR, Smith BD, Crespo G (2003). Notarbartoladi Sciara and the Cetacean Specialist Group. Dolphins, Whales and porpoises: 2003-2010 conservation action plan for the world’s cetaceans. IUCN Species Survival Commission, Gland, Switzerland.

Reeves R, Stewart B, Clapham P, Powell J (2002). National Audubon Society Guide to Marine Mammals of the World. New York: A.A. Knopf. p. 362-365.

Rijnsdorp AD, Buys AM, Storbeck F, Visser EG (1998) Micro-scale distribution of beam trawl effort in the southern North Sea between 1993 and 1996 in relation to the trawling frequency of the sea bed and the impact on benthic organisms. ICES journal of Marine Sciences 55: 403-419.

Rodellar S, Fontcuberta M, Arques JF, Calderon J, Ribas Barba L, Serra-Majem L (2010) Mercury and methylmercury intake estimation due to seafood products for the Catalonian population (Spain). Food additives and Contaminants 27(1): 29-35.

Rose JD (2002) The neurobehavioral nature of fishes and the question of awareness and pain. Fisheries Science 10: 1-38.

Sabine CL, Feely RA, Gruber N, Key RM, LeeK, Bullister JL, Wanninkhof R, Wong CS, Wallace DWR, Tilbrook B, Millero FJ, Peng T, Kozyr A, Ono T, Rios FA (2004) The oceanic sink for antropogenic CO2. Science 305: 367-371.

Sapkota A, Sapkota AR, Kucharski M, Burke J, McKenzie S, Walker P, Lawrence R (2008). Aquaculture practices and potential human health risks: current knowledge and future priorities. Environment International 34: 1215-1226

Scudder BC, Chasar LC, Wentz DA, Bauch NJ, Brigham ME, Moran PW, Krabbenhoft DP (2009) Mercury in fish, bed sediment, and water from streams across the United States, 1998-2005. Scientific Investigations Report 2009-5109. USGS

Sheavly SB (2005) Sixth meeting of the UN open-ended informal consultative processes on oceans & the law of the sea. Marine debris – an overview of a critical issue for our oceans. June 6-10, 2005. 

Sheppard C (2006) Trawling the sea bed. Marine Pollution Bulletin 52(8): 831-35.

Sioen I, De Henauw S, Verbeke W, Verdonck F, Willems JL, Van Camp J (2007) Fish consumption is a safe solution to increase the intake of long-chain n-3 fatty acids. Public Health Nutrition (11)11: 1107-1116.

Sioen I, Van Camp J, Verdonk FAM, Van Thuyne N, Willems JL, De Henauw SWJ (2007) How to use secondary data on seafood contamination for probalblistic exposure assessment purposes? Main problems and potential solutions. Human Ecology Risk Assessment (13): 632-657.

Sioen I, Van Camp J, Verdonck F, Verbeke W, Vanhonacker F, Willems, De Henauw S (2008) Probabilistic intake assessment of multiple compounds as a tool to quantify the nutritional-toxicological conflict related to seafood consumption. Chemosphere (71): 1056-1066

Sneddon LU (2003) The evidence for pain in fish: the use of morphine as an analgesic. Applied Animal Behaviour Science 83: 153-162.

Sneddon LU, Braithwaite VA, Gentle MJ (2003) Do fishes have nociceptors ? Evidence for the evolution of a vertebrate sensory system. Porc. R. Soc. Lond. B 270: 1115-1121.

Spear LB, Ainley DG, Ribic CA (1995). Incidence of plastic in seabirds from the Tropical Pacific, 1984-91: relation with distribution of species, sex, age, season, year and body weight. Marine Environmental Research 40: 123-146.

Stern AH (2005) A Revised Probabilistic Estimate of the Maternal Methyl Mercury Intake Dose Corresponding to a Measured Cord Blood Mercury Concentration. Environ Health Perspect. 113(2): 155–163

Stevens CW (1992) Alternatives to the use of mammals for pain research. Life Science 50; 901-912.

Stevens JD, Bonfil R, Dulvy NK, Walker PA (2000) The effects of fishing on sharks, rays and chimaeras (chondrichthyans), and the implications for marine ecosystems. ICES Journal of Marine Science 57: 476-494.

Tacon AGJ & Metian M (2009) Fishing for Feed or Fishing for Food: Increasing global competition for small pelagic forage fish. Ambio 38(6): 294-302.

Tasker ML, Camphuysen CJ, Cooper J, Garthe S, Montevecchi WA, Blaber SJM (2000). The impacts of fishing on marine birds. ICES Journal of Marine  Sciences, 57: 531-547.

Ternes TA, Stumpf M, Mueller J,  Haberer J,Wilken RD, Servos M (1999) Behavior and occurrence of estrogens in municipal sewage treatment plants — I. Investigations in Germany, Canada and Brazil. The Science of The Total Environment (225)1-2: 81-90

Thompson RC, Olsen Y, Mitchell FP, Davis A, Rowland SJ, John AWG, McGonigle D, Russell AE (2004) Lost at sea: where is all the plastic? Science 304: 838.

Thompson RC, Swan SH, Moore CJ, vom Saal FS (2009) Our plastic age. Philos Trans R Soc Lond B Biol Sci. 364: 1973-1976

Thurston RH et al (2010) The effects of 118 years of industrial fishing on UK bottom trawl fisheries. Nat. Commun. 1:15 doi: 10.1038/ncomms1013

UNEP (2006) Ecosystems and Biodiversity in Deep Waters and High Seas. UNEP Regional Seas Reports and Studies. No. 178. UNEP/IUCN, Switzerland 2006. ISBN: 92-807-2734-6

Uneputty P, Evans SM (1997) The impact of plastic debris on the biota of tidal flats in Ambon Bay (Eastern Indonesia)., Marine Environmental Research 44 (3): 233-242

Vis van de JW, Kestin SC (1996) Doden van vissen: literatuurstudie en praktijkobservaties. IMARES

Vis van de L, Lambooij E, Kloosterboer RJ, Kestin SC, Gerritzen MA, Pieterse CMJ (2003) Het doden van vissen voor consumptie. In boek: Het doden van dieren-maatschappelijke en ethische aspecten. ISBN: 978-90-76998-19-0.

Volpato GL (2009) Challenges in assessing fish welfare. ILAR Journal 50(4): 329-337.

Wassenberg TJ, Hill BJ (1989) The effect of trawling and subsequent handling on the survival rates of the by-catch of prawn trawlers in Moreton Bay, Australia. Fisheries Research 7(1-2): 99-110

WDCS. Cetaceans an pelagic trawl fisheries in the western approaches of the english channel. Summary report of the 2004-2005 wdcs/greenpeace winter surveys. Volledig rapport te lezen op www.wdcs.org

Wilson RW, Wilson JM, Grosell M (2002) Intestinal bicarbonate secretion by marine teleost fish – why and how? Biochimica et Biophysicca Acta  1566: 182-193.

Wilson RW & Grosell M (2003). Intestinal bicarbonate secretion in marine teleost fish – source of bicarbonate, pH sensitivity, and consequences for whole animal acid-base and calcium homeostasis. Biochimica et Biophysica 1618: 163-174.

Wilson RW, Millero F J, Taylor JR, Walsh PJ, Christensen V, Jennings S, Grosell M (2009) Contribution of Fish to the Marine Inorganic Carbon Cycle. Science 16 January 2009 323: 359-362

World Health Organization (2007) Safety Evaluation of Certain Food Additives and Contaminants. Prepared by the fifty-seventh meeting of the Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives. WHO Food Additives Series no. 48. Geneva; WHO.

Worm B, Barbier EB, Beaumont N, Duffy JE, Folke C et al. (2006) Impacts of Biodiversity Loss on Ocean Ecosystem Services. Science 314(5800): 787-790.

Zeeberg J, Corten A, de Graaf E (2006). Bycatch and release of pelagic megafauna in industrial trawler fisheries off Northwest Africa. Fisheries Research. 78: 186-195.

Zeller D & Pauly D (2005) Good news, bad news: Global fisheries discards are declining, but so are total catches. Fish and Fisheries 6: 156-159. 

 

Organisaties en instellingen

Hieronder een lijst van de wetenschappelijke instellingen, overheidsorganen en organisaties die zijn geraadpleegd bij de totstandkoming van de film.

Food and Agricultural Organization – State of World Fisheries and Aquaculture 2008

Nature (magazine)

Science (magazine)

Sea Around Us Project

Algalita Marine Research Foundation

The End of the Line

Greenpeace

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag

WWF

European Commission – Reform of the common fisheries policy

Vrije Universiteit Amsterdam

Stichting de Noordzee

Fisheries Centre, University of British Colombia

ICES

The Royal Swedish Acadamy of Sciences

IUCN

PLos ONE (magazine)

Society for Marine Mammalogy (magazine)

Duke University Marine Laboratory, Beaufort, USA

IMARES, Wageningen

Natuurbalans 2009

Whale and Dolphin Conservation Society

University of Otago, Wellington, New Zealand

Ghent University, Ghent, Belgium

University of Rochester School of Medicine, Rochester, USA

Stichting Vissenbescherming

Heavy Metals and Myocardial Infarction Project

PNAS

US Geological Survey – National Water-Quality Assessment Program

Food Additives and Contaminants (magazine)

RIKILT institute for food safety, Wageningen, the Netherlands (de mul et al, 2008)

US Food and Drug Administration

RIVM (National Institute for Public health and the Environment), Bilthoven, the Netherlands

Limnology and Oceanography (magazine)

Woods Hole Oceanographic Institution, Woodshole, Massachusetts, USA

Marine Conservation Biology Institute, Bellevue, USA

Frontiers in Ecology (magazine)

University of Exeter, United Kingdom

University of Edingburgh, United Kingdom

University of Guelph, Canada

Fisheries Research (magazine)

University of St. Andrews, United Kingdom

Roslin Institute, United Kingdom

Universiteit van Groningen

Universiteit van Leiden

Institute for European Environmental Policy

Fish and Fisheries (magazine)

Oxford University, United Kingdom

Lenfest Ocean Program, Washington, USA

Marine Policy (magazine)

Official Journal for the European Union (2007/C 317/01)

Humane Society International

EFSA (European Food Safety Authority)

University of Arizona, USA

State of Worlds Oceans (boek, Springer, auteur: allsop et al)

European Union, Regulation (EC) No 1924/2006

University of Wales, United Kingdom Biology Letters (magazine)

University of York, United Kingdom